Op de Brandstapel We schrijven 1804 als Jonas de Vink op 25 jarige leeftijd in Leiden trouwt met Maartje [Marijtje] Ruijtenbeek. Zij is gedoopt op donderdag 20 mei 1773 in Leiden. Maartje's ouders waren melkverkopers o.a. op het Levendaal.
Het keurige arbeidersgezin telde 8 kinderen, waarvan er slechts 4 volwassen werden. Ook op haar grootouders en overgrootouders is niets aan te merken. Zij waren arme, maar hardwerkende vellebloters in de lakenindustrie. Echter de broer van haar overgrootvader Jacobus Jansz Ruitenbeek, ook vellebloter van beroep, trouwde in 1687 te Leiden met de gebleken ‘heks' Rachel Hendriks Savrij. Hij overleed al na krap 3 jaar huwelijk, ongeveer 34 jaar oud, onder verdachte omstandigheden? We volgen ondanks dat er geen echte familiebanden zijn, het geweldadige en opzienbaarlijke verdere leven van deze misdadige Rachel Savrij, die na het overlijden van haar man, op 17 augustus 1690 vanuit Leiden naar Gouda vertrok. Zij raakte in verkeerd gezelschap, kreeg een buitenechtelijke zoon en werd voor 't eerst opgepakt voor vagebonderij [landloperij] in Enschot. Al snel daarna is zij opnieuw de klos, ditmaal is de aanklacht bedelarij geconstateerd in Labbegat onder Capelle. Bij hun eerste arrestatie zullen zij zeer waarschijnlijk zijn gegeseld, bij hun tweede arrestatie zowel gegeseld als gebrandmerkt. Samen met haar zoon Jan en een vriend Matthijs Wilborts [hij droeg al een brandmerk uit Düsseldorf] zwerven ze door het Brabantse land en zaaien dood en verderf. Begin 1718 worden ze na een klopjacht van maanden opnieuw gevangen genomen in Vught. Ditmaal is de aanklacht een stuk ernstiger, namelijk brandstichting. En niet eenmaal maar zoals uit het vonnis blijkt! Zij had samen met haar medeplichtige zoon maar liefst elf woonhuizen in brand gestoken in de volgende plaatsen: Eersel, Appeltern, Opheusden, Gocherheide, Schijndel, Oijen, Hassen (Kleef), Lage Mierde, Sprang Moergestel en de watermolen te Heukelom, Loven bij Tilburg. De molen ging in de nacht van 29 op 30 november 1713 in vlammen op, na in brand te zijn gestoken door Rachel Hendriks Savrij, weduwe van Jacobus Janssen Ruijtenbeeck, en haar zoon Jan. Zij bekent onder tortuur, dus op de pijnbank. De foltering zelf gebeurde op verschillende manieren: het rekken of ontwrichten van de ledematen, het ophangen aan een ladder, het optrekken aan een katrol of het in de palei hangen, het opgieten met water, de vuurproef, het aanschroeven van beenijzers, het geselen en de tortuur met de halsband. Het folteren gebeurde door een beul. De rechtbank hoefde na haar bekentenis niet lang na te denken en het vonnis op 14 april 1718 in Den Bosch, luidde dan ook de doodstraf door verbranding voor vagebonderij, bedelarij en brandstichting.
De verbranding vond plaats op de markt in aanwezigheid van een massa volk. De veroordeelde Rachel werd aan een staak vastgeketend. Rondom werd stro en hout gelegd dat in brand werd gestoken. Na voltrekking van het vonnis werden haar stoffelijke resten begraven in de put onder de ‘Vught'er galg. |