|
Radiodistributie Onlangs trof ik in een zaak met o.a. oude bouwmaterialen ook een radiotoestel, zoals mijn ouders er drie thuis hadden. 't Was geen radio met lampen zoals mijn oma had, maar een simpel kastje [speaker] en een zwarte draaiknop van bakeliet aan de muur. Wanneer en waarom verdween deze radio eigenlijk uit onze huiskamers? De zwarte draaiknop was de zogenaamde programmakiezer. Deze was aangesloten op een "radiocentrale". Het signaal werd landelijk verspreid via een uitgebreid kabelnet waar vele radiocentrales gebruik van maakten. We hadden de keuze uit maar liefst 4 zenders... Direct kwam de geur van verse groentesoep met balletjes, die ik associeer met de voetbaluitslagen op zondagmiddag rond vieren en het toto formuliertje, in mijn herinnering naar boven. Met de zeer duidelijke stem van Frits van Turenhout, NEC - NAC, 2 - 1. De dag begon voor ons met de ochtendgymnastiek, gepresenteerd door gymleraar Ab Goubitz. Voor de ritmische muzikale begeleiding zorgde pianist Arie Snoek [ook bekend van de pianoklanken bij het radio programma ‘Kleutertje Luister‘]. In de jaren zestig luisterden dagelijks zo'n 300.000 mensen naar dé ‘Ochtendgymnastiek'. Dé openingszin van Ab Goubitz was: "Goedemorgen luisteraars, staat u allen klaar". Een ander programma dat ook nog op mijn trommelvlies gekoesterd wordt was ‘de Groenteman... wat zullen wij eten?' Het programma werd denk ik 's morgens vóór negenen uitgezonden, want ik herinner me, dat ik ná het liedje naar school rende! ‘Tja tja tja... Tja, wat zullen we eten? Tja tja tja... Tja, wie kan dat weten? Wie is de man die mij dat zeggen kan.....? De Gróenteman!' Historie De eerste radiocentrale in Nederland dateert uit 1924. In dat jaar installeerde de HBS scholier Bauling luidsprekers bij enkele buren en verbond deze met zijn radiotoestel. De bijdrage die hij hiervoor vroeg was in eerste instantie een tegemoetkoming in de kosten van zijn dure hobby. Binnen vier jaar echter was hij directeur van zes radiocentrales en had hij 3.500 abonnees. In de eerste jaren rezen radiocentrales als padde-stoelen uit de grond. Het ging zo goed dat het er zelfs op leek dat de radiodistributie de eigen radio zou verdringen. In 1932 waren er 285.000 abonnees op de radiodistributie en 275.000 geregistreerde radiotoestellen. Begin 1940 gingen alle particuliere radiocentrales verplicht in handen van de PTT over, hetgeen tot een aanzienlijke afname van het aantal abonnees leidde. Een korte opleving volgde in 1943, toen de Duitse bezettingsmacht verordonneerde dat alle radiotoestellen dienden te worden ingeleverd; de - goed te controleren - radiodistributie was van dit verbod uitgezonderd. Na de oorlog werd de radiodistributie door de PTT gecontinueerd. De naam "draadomroep" werd geïntroduceerd omdat het woord "distributie" een te negatieve klank had gekregen. De ontwikkeling van het aantal abonnees op de draadomroep bleef echter ver achter bij de groei van het eigen toestelbezit, zodat de grote noodzakelijke investeringen niet werden terugverdiend. De komst van nieuwe zenders, zoals de populaire radiopiratenstations, die vanzelfsprekend niet via de draadomroep werden verspreid, en de introductie van (stereo) FM radiosignalen, die een enorme kwaliteitsverbetering met zich mee brachten, zorgde ervoor dat de investeringen in de draadomroep zich niet konden terugverdienen. In 1975 is de laatste radiocentrale gesloten en deed bij ons in huis de eerste transistorradio, gekocht via ‘spaarpunten' van super kruidenier de Gruijter, zijn intrede. |