De nieuwe Glasfabriek in Sas van Gent en directeur JACOBS

In juni 1904 werd door de compagnie Saint-Gobin, Chauny et Cirey te Parijs een Naamloze Vennootschap opgericht met de naam: ‘Nieuwe Nederlandsche Maatschappij tot vervaardigen van Spiegelglas’, welke zich ten doel stelde de voortzetting en uitbreiding van de Nederlandse N.V. voor Spiegelglasfabrieken (opgericht 12 juni 1899 te Brussel).
Deze ‘oude' Spiegelglasfabriek had van meet af aan met opstartproblemen te kampen gehad. Hoewel opgericht 12 juni 1899, werd met de daadwerkelijk fabricage van glas pas in 1901 begonnen. 

Gedurende de bouw trad al vertraging op, zo werd - begin april 1900 - het werk aan de in aanbouw zijnde spiegelglasfabriek door zo'n 150 arbeiders gestaakt. Zij eisten 10 centimes meer loon per uur. Pas op 4 december meldde de Middelburgse Courant dat "de werkstaking van weinig betekenis is geweest. De eis van meer loon werd niet ingewilligd en daarop gingen de meeste arbeiders weer aan het werk. Zij deden dit omdat al snel duidelijk was dat vele anderen zich voor het werk aanboden en zij dus bang waren geen werk meer te kunnen krijgen". 

In Artikel 4 der statuten van de ‘Nieuwe Nederlandsche Maatschappij tot vervaardigen van Spiegelglas’, werd de doelstelling als volgt omschreven: ‘het fabriceren van - en handeldrijven in - spiegelglas en alle andere soorten van glas en alle grondstoffenproducten en bijproducten, dit alles in den meest ruimen zin opgevat’. De akte van oprichting, voorzien van de Koninklijke goedkeuring, verscheen in het Nederlands Staatsblad No.173, van dinsdag 26 juli 1904.

Kort daarop stelde Saint-Gobin de 46-jarige Vlaamse ingenieur Jozef August JACOBS, die zijn kennis en kunde al - binnen het concern - had bewezen, aan als directeur en architect van de Nieuwe Spiegelglasfabriek te Sas van Gent. Hetzelfde jaar begonnen circa 360 arbeiders met de bouw. 
Begin 1905 telde de glasfabriek al zo'n 350 werknemers, meest Walen en werklieden uit Wachtebeke, Assenede, Ertvelde, Selzaete, Westdorpe en Sas.

Architect, Ingenieur en Directeur JACOBS
Jozef August JACOBS wa
s geboren op zondag 31 oktober 1858 in Züllchow in het toenmalige Pruisen. Nu bekend als Zelechowa, noordelijke deelgemeente van Stettin in Polen. Jozef was het vierde kind, in een rij van acht, van het Vlaamse echtpaar Petrus Josephus Jacobs en Anna Barbara Wuijts. Hij had drie broers, waarvan één jong stierf en vier zusters. De oudste twee kinderen waren in Antwerpen geboren, evenals zijn jongste zusje die twaalf jaar met hem scheelde. Tussen 1856 en circa 1870 woonde het ouderlijk gezin in Züllchow bij Stettin, aan de rivier de Oder, hoofdstad van de Pruisische provincie Pommeren.
Papa was hier betrokken bij de aanleg van spoorwegen, zo gaat de familieherinnering, mogelijk werkte hij toen als werktuigkundige bij de ‘Berlin-Stettiner Eisenbahn-Gesellschaft‘.
België was lange tijd een van de wereldproducenten van spoorwegmateriaal en voerde zijn kennis uit naar alle hoeken van de wereld. Stettin was al vroeg in de 19e eeuw een belangrijke en bloeiende industriestad, met scheepswerven, chemische en voedselfabrieken en machinebouw. De spoorlijn Stettin – Berlijn was al in 1843 in gebruik genomen, waarna de stad zich ook ontwikkelde tot een havenstad van importantie. In de daarop volgende jaren volgden spoor-aansluitingen naar Angermünde, Stralsund, Sassnitz, Rügen
en de uitbreiding naar dubbelspoor.
 
In 1870 woonde het gezin JACOBS weer in Antwerpen, later in de gemeente Schilde, vlakbij Antwerpen in de Lage Ridderstraat Nrs. 68-70-72.  
 
Jozef August ging in Leuven studeren voor bouwkundig ingenieur, wat toen ook architectuur behelsde. Daarnaast deed hij ook de opleiding tot industrieel ingenieur. Dezelfde studie volgde hij met een extra jaar in Parijs. Omdat hij hier Cum Laude afstudeerde, werd hij gegeerd door een aantal bedrijven waarvan hijzelf de Groupe Saint-Gobain koos.
Inmiddels was Jozef August gehuwd met Pelleke, officieel genaamd Pélagia van den Broeck, geboren in 1861 te Lebbeke bij Dendermonde. Samen zouden zij zes kinderen krijgen; drie zoons en drie dochters. Tussen 1890 en 1894 woonde het gezin in Hemixem [Hemiksem] aan de Schelde, ten zuiden van Antwerpen.
Jozef August werd in 1898 benoemd tot onderdirecteur van de glasfabrieken in Franière, provincie Namen in België. 

Na behaalde goede resultaten werd Jozef August door Parijs – waar het hoofdkantoor van Saint Gobain zetelde - naar ‘t Noord-Spaanse Baskenland gestuurd. In Arija bij Bilbao moest hij een totaal nieuwe glasfabriek uit de grond stampen, van tekening tot in gang zetten ervan en het beheer van een werkende fabriek. Dit project vervulde hij met zoveel succes, dat hij zo'n tweetal jaar later, in 1904, aangesteld werd als ontwerper en directeur van de Nieuwe Spiegelglasfabriek te Sas van Gent, die gebouwd ging worden op de 'Hollandsche Stuiver'. Evenals later de grote fosfaatfabriek.  

Het gezin JACOBS woonde tijdens de bouw der glasfabriek - en bijbehorende woningen - in het nabij gelegen Belgische Zelzate (toen Selzaete), samen met zijn bejaarde ouders. Inmiddels was hun dochtertje Simone, geboren op zaterdag 22 juni 1895 in Hemixem, elders gestorven. In 1904 telde het gezin in elk geval nog vijf kinderen: Fernand 15 jaar, Herman 14 jaar, Gaby 11 jaar, Gaston 5 jaar en Yvonne 4 jaar oud.

Niet alleen ontwierp en bouwde Jozef August in Sas van Gent de glasfabriek, maar ook de woningen langs de Westkade, zijn eigen directievilla in 'de Poel', alsmede een viertal villa’s voor het kader in de Spiegellaan.

Nog voordat Jozef August zich goed en wel in Sas van Gent gevestigd had, kreeg hij te maken met een grote brand!
Op dinsdagavond omstreeks half negen, zo meldden diverse regionale kranten - van Middelburg tot Gent en Antwerpen aan toe - van 18 januari 1905, "is brand uitgebroken in de glasfabriek op de Hollandschen Stuiver. De brandweer was spoedig ter plaatse, hoewel zij vanwege de lage ligging van het terrein moeite hadden het brandende gedeelte te bereiken. Er zijn drie gebouwen totaal vernield en aan twee andere is schade aan de daken. Zeven afdelingen, het hoofdgebouw, de paardenstallen, de woningen en ketelhuizen zijn gespaard.
Een ooggetuige vertelde over de uitgebrande machinekamer: "waarlijk een treurige aanblik, die prachtige, dure en blinkende machines stonden daar geroosterd te midden van de rook en vuurzee. De ontsnappende stoom gaf urenlang een akelig geluid, zo ongeveer als het zware getoet der zeestoomschepen".
De pompiers (brandweerlui) uit Assenede waren ook toegesneld, doch zijn teruggekeerd toen zij hoorden zeggen dat de brand op Hollandsch grondgebied was uitgeborsten. Ook de pompiers uit Gent waren verwittigd, zij konden echter niet komen zonder toelating van de Hollandse overheid (!) De voorraad glas, die vernield is, wordt geschat op 250.000 francs. De totale schade op ongeveer 400.000 Francs, welke gedekt is door een verzekering te Brussel. Woensdagnamiddag was men nog altijd aan het spuiten. Het zal wel acht dagen duren voor men met de opruimingswerken kan beginnen. De werkzaamheden in de fabriek zullen door de brand echter geen belemmering ondervinden. Zeventig werklieden kunnen niet aan het werk.

De directievilla in 'de Poel'
Het gezin JACOBS nam in de loop van 1905 z'n intrek in het prachtige ruime 'landhuis'. Rond de directievilla in 'de Poel' - in de volksmond ook wel Château (kasteel of landhuis) genoemd - werd vervolgens een fantastische landschapstuin aangelegd - die doorliep tot aan de Belgische grens, welke om het huis heen liep - zo wijzen de oude grenspalen - compleet met grote achtvormige vijvers waarover een idyllisch bruggetje, prachtige bomen, struiken, slingerpaadjes en veel bloemperken.
Jozef August zou bevriend zijn geweest met de impressionistische schilder Claude Monet en diens tuin b
ij zijn atelier in
Giverny, hier vrijwel gekopieerd hebben. Op hetzelfde terrein stond natuurlijk de tuinmanswoning en een koetshuis. Op onderstaande ansichtkaart staat vermeld dat de villa in het Belgische Selzaete gestaan zou hebben. Evenals op de ansichtkaart van de glasfabriek. Wat aardig illustreert dat men die grens toentertijd ruim nam en dat de Vlamingen heel chauvinistisch, het Belgse bedrijf - op Nederlands grondgebied - tot het hunne beschouwden.
 

Papa Jacobs stierf in Zelzate, half augustus 1905, korte tijd voor het betrekken van de prachtige villa. Bonmama Barbara Jacobs, geboren Wuijts, zou mee verhuizen naar Sas en woonde bij hen in, tot aan haar dood op 89 jarige leeftijd, in 1916.
Op deze foto, gekiekt in de villa, zit zij in de kamer-ensuite.

Ondertussen waren de oudste zoons Fernand en Herman afgestudeerd als ingenieur en hadden zowel Gaby, Gaston als Yvonne lagere school gelopen in Zelzate en werden beide meisjes daarna naar Eeklo gestuurd naar het Onze-Lieve-Vrouw ten Doorn Instituut voor hun secundair onderwijs. Het hele gezin was overigens diepgelovig en belijdend katholiek.  

Op 23 november 1907 meldt de Middelburgse Courant: "Door den heer J. Jacobs, directeur der  Spiegelfabrieken te Sas van Gent, is bij afzonderlijk adres aan de Tweede Kamer nogmaals de wenschelijkheid van een tramlijn naar Sas betoogd".
Uiteraard was dit vanwege de vele Vlaamse werknemers, maar wellicht speelde hier ook een klein privébelang, zijn kinderen liepen immers school in Zelzate. Het zou in elk geval nog jaren duren voordat die tramlijn er kwam. Pas in de jaren 1914-15 werd de tramlijn IJzendijke-Drieschouwen geopend door de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg-Maatschappij; in 1914 tussen IJzendijke en Sas van Gent en in 1915 tussen Sas van Gent en Drieschouwen.  
 


v.l.n.r. Gaby, Yvonne, Gaston?, Mama Pélagia en Papa Jozef August

Jozef August zien we op foto’s vaak met pet of baret, enigszins artistiek met snor en modieus sikbaardje en bepaald niet stijfjes met hoed, zoals foto’s uit andere families die jaren. Volgens familieverhalen en diverse paragnosten (die later de villa - als Spookhuis - frequenteerden) zou hij een stijf of houten been gehad hebben. Hoe dit zo gekomen was, kon echter geen vertellen. 

De familie Jacobs leefde Bourgondisch, ging voor die tijd vaak dineren en legde regelmatig bezoekjes af bij zijn zusters Marie Jeanne en Claire in Antwerpen. Vakanties werden gezamenlijk doorgebracht aan de Vlaamse kust, zo bewijzen de vele strandfoto’s uit die jaren. Hoe er heen en weer gereisd werd? Waarschijnlijk met een rijtuig of openbaar vervoer; de stoomtrein, want een 'voiture' op naam van Jacobs hebben we niet gevonden, evenmin zijn er foto's van zo'n nieuwerwets gemotoriseerd rijtuig.
 

De Zeeuwsche Koerier van 13 december 1929, blikte ter ere van het 25-jarig bestaan der glasfabriek [foto hieronder circa 1904-1910] terug met een uitgebreid redactioneel - en zoals het bij een jubileum behoort - zéér lovend, waaruit we stukken citeren die tussen aanhalingstekens staan. 

Uiteraard gebeurden er ook, al dan niet dodelijke, ongelukken in de fabriek. Waren er inbraken, opvallend vaak door ontslagen ex-werknemers; en speelden er stakingen, waar de directie onder leiding van 'onze' Jozef August overigens korte metten mee maakte. Zo konden alle 800 stakers zich "als ontslagen beschouwen" en dat liet men op 9 mei 1922 bij advertentie weten!

"Eind 1904 was overigens, ter behartiging en tot verdediging der belangen van de spiegelglasindustrie, de 'Convention International des Claceries’, tot stand gebracht, waarbij ook de ‘Nieuwe Nederlansche Maatschappij tot vervaardigen van Spiegelglas’, zich had aangesloten. Deze groepering verenigde weldra alle spiegelglasfabrieken van het Europese vasteland.

Van den aanvang af, onder de directie van den heer J. Jacobs, werd het bedrijf geleidelijk uitgebreid en verbeterd.
Het bedrijf goot het glas toen nog zelf. Een mengsel van zand, soda en kalk werd 16 uur lang verhit tot een temperatuur van 1500-1600°C. Nadat de vloeibare massa met grijpers uit de oven was gehaald, werd het op een tafel uitgegoten en uitgerold tot de gewenste dikte. Na 3 uur afkoelen kon het ruwe glas verder worden bewerkt. Op deze foto zien we de 'klompendans' waarbij de arbeiders de lucht tussen glasplaat en werktafel weg drukten voordat het glas gepolijst kon worden. Een handeling die tot in de jaren '50 van de twintigste eeuw zo zou voortduren, in het verder - al vroeg - meer gemechaniseerde procedé.

In de volgende jaren werden belangrijke werken uitgevoerd aan terreinen, gebouwen en materiaal. Wij noemen o.m. de uitbreiding van de Hallen voor smelt- en koelovens, aanbouw van een derde smeltoven, van een modernen koeloven met doorlopende werking (stracou), den opbouw van een machinale losinrichting, verbetering aan de drijfkracht en aan de slijp- en polijstmachines enz.”


Vanaf 1911 was Jozef ook belast met het creëren van de chemische fabriek, net naast de Glasfabriek op het ‘Stuiver’, later het vaak omstreden Zuid-Chemie. We citeren nogmaals uit de
Zeeuwsche Koerier:
In het jaar 1911 werd besloten tot de verruiming van het maatschappelijk doel door het ter hand nemen der fabricage van chemische producten. De wijzigingen, in verband hiermede, in de statuten en in de akte van oprichting werden goedgekeurd bij Koninklijk besluit dato 18 november 1911 en gepubliceerd in het Staatsblad van 13 januari 1912, No.10. Van toen af voerde de vennootschap de benaming van ‘N.V. Nieuwe Nederlandsche Maatschappij tot vervaardigen van Spiegelglas, Glazen Voorwerpen en Chemische Producten’. Het bedrijf telde toen zo'n 520 medewerkers. De fosfaatfabriek behoorde op dat moment tot de modernste en grootste van Europa.
Onmiddellijk werd een aanvang gemaakt met den bouw van een zeer modern ingerichte fabriek tot het vervaardigen van superphosphaat, zwavelzuur en bijproducten, die eind 1914 in bedrijf zou komen. Toen echter in Augustus 1914, de Grote Oorlog (WO I) uitbrak, werd het in gang zetten der fabriek verdaagd”.

De Grote Oorlog
E
en grote stroom Belgische vluchtelingen kwam vanaf augustus 1914 over de grens bij Sas van Gent, in totaal één miljoen, over heel Nederland. De Duitse bezetter beschouwde de vluchtelingen als deserteurs, spionnen en smokkelaars. Half oktober 1914 bevonden zich in Sas van Gent 2.500 vluchtelingen. Velen keerden weer terug naar België nadat de situatie enigszins genormaliseerd was.
 

Behalve zakelijk, had de oorlog ook wel heel dichtbij het gezin nare gevolgen. De feeërieke tuin werd aan Belgische zijde afgespannen met prikkeldraad, vanaf juni 1915 met de zo verraderlijke elektrische bedrading met een spanning van 2000 Volt, de zogenaamde ‘Grenzhochspannungshindernisses’ ook wel Potdraad of gewoon Elektrieken-draad genoemd. Op 6 juli 1915 een krantenbericht: “Men schrijft ons uit Zeeuwsch Vlaanderen: De afsluiting der grenzen met electrische draden is voltooid. De Belgen zijn nu volkomen van de Nederlanders afgesloten. Alles is prachtig afgewerkt en er zijn geen kosten gespaard. Bij de kom eener gemeente hebben de Duitschers de buitenste rijen prikkeldraad afgespannen met vlechtwerk en ijzer, zoodat kinderen en dieren den gevaarlijken draad niet kunnen naderen. Hier en daar zijn bij de grens borden geplaatst, waarop met groote letters staat Opgepast – Hoogspanning – Doodsgevaar”. Half augustus 1915 had de Potdraad al meerdere slachtoffers gemaakt. Enkele uit onwetendheid met elektriciteit in het algemeen, maar meerdere terwijl zij onder de draden doorkropen en die per ongeluk raakten. Hun lichaam, of deel daarvan verkoolde of werd zwart. Veelvuldig gebruikte men een houten ton, waaruit de bodem was geslagen en tussen de draden geschoven, waarna men erdoorheen kon kruipen. Gevolg was dat de bewaking werd verscherpt en dat eenieder die gezien werd met een ton, onmiddellijk werd aangehouden. Overigens waren het niet alleen Belgen die de ‘duivelsdraad’ trotseerden. Ook gedeserteerde Duitse militairen, gedreven door honger, waagden een poging.
 

Er gaan binnen de familie JACOBS [op de foto zittend in de tuin van de villa] en in Sas van Gent vele verhalen over 'grensincidenten'. Eén is er van de dode Duitser die wilde deserteren. Hij was door een sloot vol water en blaadjes gekropen en hing vol groene blaadjes levenloos, daar bij de villa in de draad. Een ander verhaal is een spionage story. Een mager klein ventje had een ton tussen de draden geduwd en kroop er zo veilig doorheen en terug. De Duitsers konden hun ogen niet geloven, maar de dader vonden ze nooit.
De Telegraaf meldt eind januari 1916 dat alle bewoners hun huizen binnen 100 meter van de draadversperring moesten ontruimen. De Middelburgse Courant meldt op 4 februari 1916, dat de Duitsers een tweede afsluitingsdraad op circa 100 meter van de oude legden. 
Onze familie, wonende in het Nederlandse behoefde uiteraard hun huis niet te ontruimen. Hier hadden de Duitsers niets te vertellen! Half februari 1916 werd Sas van Gent door beide maatregelen nogmaals overstroomd met honderden Belgische vluchtelingen uit de Belgische grensstreek.
 
De Belgische werknemers der Glasfabriek 

Zoals eerder vermeld kwam het meerendeel der werklieden op de Glasfabriek uit België, hoofdzakelijk uit de plaatsen Selzaete en Assenede. Begin februari 1915 trachtten de Duitsers noch een slaatje te slaan uit deze situatie. Ze eisten een "zekere waarborgsom" die de glasfabriek vooraf moest storten om hun 500 Vlaamse arbeiders te kunnen laten passeren. "De Duitschers vernemend, dat de fabriek niet van plan was te betalen, hebben zich nu tevreden gesteld met het geld voor de passen. Op 9 februari werd besloten dat de Belgische arbeiders de grens weer mochten passeeren", aldus een kranenberichtje.
Exact één jaar later werd de grens toch nog hermetisch gesloten en kwamen de arbeiders voor de keuze te staan, zich ofwel in Nederland te vestigen of in België te blijven. Heel begrijpelijk kozen de meesten de eerste mogelijkheid en namen zelfs hun gezinnen mee naar Sas van Gent. Zo ontstond er in deze stad een Belgische Kolonie, die al aanstonds ongeveer duizend zielen telde”.


In de oktobermaand van 1914 had Jozef August, als directeur der fabrieken, onmiddellijk alles in het werk gesteld, om zijn arbeiders hun gedwongen verblijf in Nederland zo aangenaam mogelijk te maken. Hiertoe bijgestaan door het juist opgerichte Hulp Comité, waarin de directieleden en het personeel van de Nieuwe Ned. Mij. tot vervaardigen van Spiegelglas enz. ruim was vertegenwoordigd.

Zowel de echtgenote van Jozef August, Madame Pélagia Jacobs - van den Broeck, hun jongste dochter Yvonne en Mevrouw Mathilde Malotaux - Nyst (echtgenote van de directeur der suikerfabriek, latere C.S.M.) namen zitting in dit Hulp Comité voor de Belgische vluchtelingen. In 1920 zouden de dames hiervoor namens koning Albert de eervolle ‘Medaille de la Reine Elisabeth’ ontvangen, waarover elders meer. 
 
Alles werd in het werk gesteld om de ellende van de van alles beroofde vluchtelingen zoveel mogelijk te lenigen. Jozef August liet op de – nog leegstaande fabrieksterreinen der Phosphaatfabriek - grote barakken bouwen, waar de employés een gratis onderkomen vonden.
Weldra stond het terrein vol houten huisjes.
Vrij spoedig kwam er Belgisch schooltje, onder leiding van Mejuffrouw A. Steubaut. In de latere oorlogsjaren bleven een aantal uitgewekenen gevestigd in de noodwoningen, opgericht in de loodsen der fabriek.
Niet zo vanzelfsprekend, maar wel sprekend voor het mededogen en gelovigheid van de familie Jacobs was de bemoeienis om tot een Belgische parochie voor de vluchtelingen te komen. Het geestelijk heil van de werklieden ging Jozef August ook zeer ter harte. De Belgen gingen aanvankelijk naar de Sasse parochiekerk. De plaatselijke geestelijkheid was echter al met werk overladen en punt was ook dat de Belgen meer vertrouwen zouden kunnen schenken aan een priester uit het eigen volk, die hen gemakkelijker zou verstaan. Jozef August, verzekerd van de algehele medewerking van de Sasse pastoor, wendde zich tot den vertegenwoordiger van de Belgische primaat in Nederland. Deze oordeelde een eigen aalmoezenier voor de Belgische kolonie noodzakelijk en verzocht den Belgische passionist pater Colpaert, die in Mook bij Nijmegen verbleef, zich voor deze functie beschikbaar te willen stellen. Deze ging onmiddellijk op dit verzoek in en arriveerde reeds op 30 november 1915 te Sas van Gent.

Onze Jozef August stelde pater Colpaert voor om als gebedshuis, een keuze te doen uit enkele leegstaande fabriekshallen van de Phosphaatfabriek. Een nieuwe machinekamer leek ’t meest geschikt voor dit doel en met medewerking van “den fabrieksdirecteur en talrijke Sasse ingezetenen werd deze hal spoedig tot een waardig bedehuis omgevormd”. 
De provinciale Zeeuwsche Courant van 22 augustus 1969, blikte hierop terug, met als titel: "De Belgische parochie te Sas van Gent", waaruit we hier citeren: "Voor de liturgische diensten stonden de Zusters van Rosendaal een devotie-altaar af, dat tot een flink mis-altaar werd omgebouwd. De pastoors van Sas van Gent en Westdorpe leenden de benodigde gewijde Vaten en spoedig kon de nieuwe kapel worden toegewijd aan den H. Jozef, patroon van België, maar eveneens van onze Jozef August, aan wien men zoveel dank verschuldigd was. Het Jozefbeeld werd door hem geschonken. Er was al aanstonds een grote belangstelling voor de eigen diensten onder de Belgen, een belangstelling, die zodanig toenam, dat pater Colpaert, aan den Bisschop van Breda moest vragen, om des zondags twee Heilige Missen te mogen lezen. De toekenning hiervoor werd onmiddellijk verleend. Na een gedegen voorbereiding kon zoo op Passiezondag 1917 met gepasten luister de plechtige Communie worden gevierd. Op Paasch-Maandag d.a.v. werd onder enorme belangstelling en met grooten luister de verjaardag van Koning Albert gevierd. Na een plechtigen dankdienst een Te Deum gezongen, waarna de aanwezigen, het waren er ruim zevenhonderd uit de stad en omgeving, zich in een andere fabriekshal verzamelden voor een feestelijke samenkomst. De harmonie van Sas van Gent zette dezen nationalen feestdag muzikalen luister bij”.
Uit de Zeeuwsche Koerier van 13 december 1929: "Geleidelijk aan ontplooide zich het geestelijk leven van deze Belgische parochie. Er werden bedevaarten georganiseerd naar Westdorpe, er werden tridua gehouden en de kerkelijke feestdagen werden met groote plechtigheid gevierd. De afkondiging van de wapenstilstand was tevens het einde van het bestaan der Belgische parochie in Sas van Gent".

Productie tijdens de oorlogsjaren
De nog in werking zijnde Glasfabriek ondervond zeer spoedig ernstige belemmeringen vanwege de oorlogstoestand, zowel uit een oogpunt van personeel - een betrekkelijk groot deel van de chefs, beambten en werklieden was onder de wapenen geroepen - als wat betreft de bevoorrading met grondstoffen en kolen. De moeilijkheden voor den aanvoer van grondstoffen werden in de latere oorlogsjaren steeds groter, zodat de directie zich in het jaar 1917 verplicht zag, het bedrijf hoofdzakelijk wegens het gebrek aan brandstoffen, stop te zetten.
Gedurende dit tijdperk was de verkoop der producten betrekkelijk bevredigend; uit hoofde van den oorlogstoestand ging het vervoer der overzeese zendingen met grote moeilijkheden gepaard en werden zeer hoge vrachtgelden bedongen, doch ondanks de hoge prijzen vond het Nederlandsche spiegelglas geregeld afname daar ook de fabrieken in de oorlogvoerende landen grote hinder ondervonden in de fabricage en het verzenden hunner producten, terwijl enkele dezer fabrieken reeds vroeg stop gezet werden”.

De kinderen JACOBS

Oudste zoon Fernand Jacobs werkte inmiddels ook als ingenieur bij de Glasfabriek te Sas van Gent. Hij was al in 1914 verloofd met Dorine Bruinsma, de dochter van de gekende Friese huisarts in het Belgische Assenede. Door de oorlog moest de trouwerij worden uitgesteld. Deze werd na de Grote Oorlog voltrokken in Assenede. Overigens zou het huwelijk kinderloos blijven. Zij woonden korte tijd in een van de vier directievilla’s in de Poel. Fernand werkte ook nog voor Saint Gobain in het Spaanse Baskenland.
Uit herinneringen aan Sas van Gent: “Meneer Jacobs was een bekende, deftige man in Sas, met snor en sigarettenpijpje. Hij was lang voorzitter van de Sociëteit de Harmonie en een verwoed bridger.
Vanaf eind december 1933 zou hij nog een belangrijke rol spelen in Sas van Gent, toen als oprichter directeur van de Tapijtfabriek Royal Axminster aan de Paul Krugerlaan. Fernand woonde toen met echtgenote Dorine in de Stationsstraat, in een huis ontworpen door gemeentearchitect Jan Hennink, die trouwens zelf tegenover Fernand woonde. Tijdens de tweede Wereldoorlog - de tapijtfabriek was gesloten - stond Fernand bekend als attent en vriendelijk. Oorlogsschade en andere prioriteiten leidden ertoe dat de fabriek, nooit meer goed op gang kwam.

Betreurd door hem, maar ook door vele Sassenaren die graag bij hem werkten". De tapijtfabriek zou, volgens Dhr. F. Pyulaert, nog geen 10 jaar hebben gefunctioneerd; van 1933 tot 1942. Echter nevenstaande krantenkop gedateerd van 20 september 1952, bewijst anders. Er werden tapijten geweven van mooie kwaliteit, men herkende de dikke traplopers met felle kleuren goed. Fernand zou zich later in Gent vestigen.


 
Tweede zoon Herman Pierre Auguste Jacobs was een zéér begaafd man en werkte eveneens als ingenieur voor Saint Gobain. Aanvankelijk in Wasquehal, Arija (Noord-Spanje) en later in St. Pol sur Mèr. Deze foto is genomen in juni 1916 in Arija aan de Linea de la Robla. Fernand (staand rechts) werkte toen - net als zijn neef Léon Craen (links met zijn ega Caroline Kennis, zittend Gaston Craen) -  voor de Cristaleria Espanola in Arija.
Oók Herman werd koninklijk onderscheiden voor betoonde hulp tijdens de eerste wereldoorlog, met de Médaille van Koning Albert.
Hij werkte als directeur voor de Groupe Saint Gobain, in St.Pol sur Mèr bij het Noord-Franse Duinkerken. Na de enorme chaos en vreselijke gevechten, die daar uitbraken bij het begin van de tweede Wereldoorlog en de Slag om Duinkerken vluchtte Herman, compleet opgebrand, vandaar naar het ouderlijk huis in Gent, alwaar hij vanwege de ontberingen in Duinkerken en zijn terugreis, op 22 juni 1940, ongehuwd op 49 jarige leeftijd stierf.



Ondanks de oorlog, trouwde dochter Gabriella, Gaby genoemd [op de foto in het midden], 25 jaar oud, op maandag 3 juni 1918 in Sas van Gent met Arnold Wauters, zoon van de bierbrouwer aan de Westkade. Arnold werkte toen op het kantoor der Glasfabriek. Het jonge stel zou met hun eerstgeborene Lucette in mei 1920 verhuizen naar Amsterdam, alwaar Arnold de functie van directeur van het verkoopkantoor der glasfabriek ging vervullen. Daar werd ook hun zoon Ferri geboren. In 1927 zou Arnold benoemd worden tot attaché, later tot Consul van Luxemburg en als zodanig in 1935 onderscheiden tot Ridder in de Orde der Eikenkroon van Luxemburg. Zoon Ferri zou Arnold opvolgen als Consul van Luxemburg.

Jongste zoon Gaston, geboren in Franière deed in 1911 in Zelzate zijn eerste communie, en trouwde daar later ook, met Martha Colliers dochter van een douane agent. Gaston zou de kost verdienen in de houthandel en kreeg zes mooie dochters.

Jongste dochter Yvonne Jacobs zag zichzelf als oude vrijster (ze was bijna 18 jaar), die door de oorlog nooit aan een man zou komen, maar dat liep anders! Met het einde van de oorlog in zicht zou een vooruitgestoken regiment, die de vluchtende Duitsers op de hielen zat vanuit Assenede, in de mistige vroege morgen van 11 november 1918 klaarliggen om het ijskoude kanaal over te steken. Niet in boten, maar met zakken gevuld met stro als vaartuig. Toen zij klaar lagen om hun oversteek te maken kwam het verlossende nieuws: “Er is wapenstilstand”.
Hun commandant, de 26-jarige Kapitein in het Belgische leger Leon Armand Marc Edmond Châtel gaf het regiment het vreugdevolle bevel terug te keren naar het verlaten hoofdkwartier te Assenede. 
Over wat volgde gaan twee verhalen: 
1e: Kapitein Châtel, kwam naar de villa in de Poel om Jozef August te bedanken voor het vaatje oesters dat deze had laten bezorgen in de officiersmess in Assenede. Wat een gelukkig toeval, dochter Yvonne Jacobs zag toen voor het eerst de knappe kapitein, nog gewond ook. Binnen enkele dagen was hij er weer en toen hij te paard voorbij galoppeerde, rende de mooie Yvonne langs de binnenkant van de tuin-haag mee. Dit in de familie bekend staande laatste ‘grensincident’ leidde kort daarop tot een huwelijk.
2e: Kapitein Châtel had bij het begin van de oorlog zijn ‘voiture' ondergebracht bij Jacobs, die net over de grens in het neutrale Nederland zijn villa en fabriek had. Net als hij hadden ook andere gegoede Belgen er hun kostbaarste bezittingen achter gelaten. “Toen mijn opa in 1918 met een kist verse oesters de familie Jacobs kwam bedanken, viel zijn oog op de dochters des huizes. Na nog enkele tonnetjes oesters uit Boekhoute en romantische wandelingen, sloeg de vonk over en huwde opa Leon Châtel met de mooie Yvonne Jacobs. De romance bleef lange tijd in de familie gekend als ‘Het laatste grensincident' aldus een kleinzoon Châtel. 
 

Met deze samenvatting over de kinderen JACOBS, is het duidelijk dat de familie in mannelijke lijn zou uitsterven. Jozef August en Pélagia werden echter wel de trotse grootouders van twaalf kleinkinderen en via hen leeft de herinnering voort.
 
Daarnaast staan Jozef August en Pélagia voor eeuwig en altijd vermeld in de archieven van het Belgisch consulaat der Koninklijke Orden. 
Jozef August werd onderscheiden tot
Ridder in de Kroonorde [Chevalier de l’ordre de la Couronne], een orde van verdienste. Volgens regelgeving uit 1908, moest er sprake zijn van "belangrijke artistieke, letterkundige of wetenschappelijke verdienste, verdienste in de commerciële of industriële wereld of voor langdurige trouwe dienst aan het land of in Afrika".
Ook mocht Jozef August samen met zoon Herman op 9 september 1920, La Médaille du Roi Albert opgespeld krijgen. Toegekend zowel aan Belgen als aan buitenlanders welke, tijdens de Grote oorlog (1914-1918), uitzonderlijke verdienstelijk waren bij het promoten, organiseren of de administratie van humanitaire en caritatieve werken welke Belgen in nood bijstonden.

Deze bronzen medaille werd ingesteld op 7 april 1919 en toont op de voorzijde het hoofd van Koning Albert I en, binnen een lauwerkrans omheen de rand, de tekst "ALBERT ROI DES BELGES". Op de achterzijde staat, binnen eenzelfde lauwerkrans, "EN / TEMOIGNAGE / DE RECONNAISSANCE / NATIONALE". Deze medaille kon eveneens worden uitgereikt met een Vlaamse tekst : "ALBERT KONING DER BELGEN" op de voorzijde en "ALS BLIJK VAN 'S LANDS ERKENTELIJKHEID" achteraan, indien de rechthebbende dit zo wenste. Onderaan staan de jaartallen "1914 - 1918". Het lint is donkerrood met de nationale kleuren in het midden.

Maar, zoals gezegd, ontvingen ook de echtgenote van Jozef August, Madame Pélagia Jacobs - van den Broeck en hun jongste dochter Yvonne, La Médaille de la Reine Elisabeth. Toegekend aan zowel Belgen als buitenlanders welke uitzonderlijke waardevolle diensten aan Belgische burgers of militairen hebben betoond tijdens de oorlog en meer bepaald voor het verzorgen van zieken en gewonden tijdens een periode van minstens één jaar vóór 10 september 1919.

Deze bronzen medaille werd ingesteld op 15 september 1915 en gefinaliseerd met een Koninklijk Besluit van 14 mei 1919. De voorzijde toont het hoofd van Koningin Elisabeth, naar rechts kijkend, en rond de rand staat de tekst "ELISABETH REINE DES BELGES" (Elisabeth Koningin der Belgen). Op de achterzijde zit een verpleegster die een olielamp ophoudt. Onderaan staan de jaartallen "1914 - 1918" en omheen de rest van de medaillerand is een Latijnse tekst aangebracht : "PRO PATRIA HONORE ET CARITATE" (Voor land, eer en barmhartigheid). Het lint is grijs met paarse randen.

De Glasfabriek na 1919
Nog even terug naar de fabrieken in Sas van Gent. We citeren nogmaals de Zeeuwsche Koerier: “In juli 1919 werd de Glasfabriek weer in bedrijf gebracht en zeer spoedig wist zij haar plaats te heroveren in den wereldhandel. Wel deden zich in de eerste maanden enige moeilijkheden voor in de bevoorrading van grondstoffen en kolen, doch geleidelijk kwam men tot meer normale toestand. Ook de afdeling Chemische Producten werd in 1920 in gang gezet en de fabricage van superphosphaat en zwavelzuur ontwikkelde zich weldra tot haren vollen omvang. Uit den drang der omstandigheden ontstonden nieuwe organisaties voor den verkoop van het spiegelglas op de wereldmarkten; de fabriek te Sas van Gent zocht aansluiting bij t “Comptoir Français d’Exportation de Glaces”, gevestigd te Parijs, dat door eigen agenten alle grote verbruikslanden bewerkt en de aangesloten fabrieken geregeld van orders voor alle bestemmingen voorziet.



In de Vlissingensche Courant van 9 mei 1922 treffen we het volgende kleine berichtje met grote impact. "De werkgevers van de chemische en glasfabrieken, aan welke een staking is uitgebroken als protest tegen de loonsverlaging, hebben bekend gemaakt, dat allen die staken (ongeveer 800 man), zich als ontslagen kunnen beschouwen". Vermoedelijk is het met een sisser afgelopen, want in de bedrijfsanalen wordt er niet over gerept!
Inmiddels werd voortgegaan met de modernisering van de afdeling Glasfabriek: uitbreiding van het magazijn van gepolijst spiegelglas, aanbouw van nieuwe kantoren, mechanisering van het vervoer der spiegelglasplaten met behulp van loopkranen en zuigmappen enz. Het aantal werknemers steeg tot ruim 700!

“Daar de heer J.A. Jacobs had te kennen gegeven, gezien zijn leeftijd, zich langzaam te willen terugtrekken, werd op 1 september 1923 als tweede Directeur aangesteld de Heer Ir. A.H.L. de Bel, die nadat de heer Jacobs benoemd was tot gedelegeerd Commissaris, als enig Directeur van de afdeling Glasfabriek optrad. De heer de Bel, die tot op dit ogenblik [1929] de Directie van de afdeling Glasfabriek voert, streefde er in de eerste plaats naar, de modernisering van het materiaal en de machinerieën verder te bevorderen en schonk vooral zijn aandacht aan de verbetering der werkmethodes. Mede ook door een strikte bezuiniging en door het regelen der aankopen werden belangrijke resultaten bereikt, wat betreft den kostprijs, hetgeen temeer noodzakelijk was, gezien de moordende concurrentie van andere landen met lagere valuta.

De fabricage van het spiegelglas breidde zich inmiddels uit; ook de kwaliteit van het te Sas van Gent gefabriceerde product staat zeer hoog aangeschreven en wordt geapprecieerd door de talrijke afnemers zowel in het binnenland als op de exportmarkt. Ondanks de hevige buitenlandsche concurrentie, hield de omzet op de binnenlandsche markt staand en mocht men zich in den laatsten tijd zelfs in ene vermeerdering van den omzet verheugen. Ook de omzet op de exportmarkten was zeer bevredigend, en belangrijke partijen worden thans nog naar alle werelddelen verzonden.

Aan de verzilvering van het spiegelglas werd een bijzondere zorg besteed. De uitstekende kwaliteit van de spiegels van Sas van Gent wordt dan ook door alle afnemers erkend en in de laatste jaren, nam de verkoop daarvan in dergelijke mate toe, dat tot een zeer groote uitbreiding van de verzilverinrichting moest worden overgegaan.

De afdeeling Chemische Producten, onder leiding van haar energieken, hoogst bekwamen Directeur Ir. L.S.H. Roux, heeft de zwavelzuurfabriek, volgens het loden kamer systeem, sedert 1924 uitgebreid met een zwavelzuurfabriek volgens het contact-systeem, waarin geconcentreerd- en rokend zwavelzuur wordt vervaardigd. De productie van superphosphaat ging steeds in stijgende lijn, dank zij de goede kwaliteit van dit product, dat bij de afnemers in binnen- en buitenland zeer hoog aangeschreven, dank zij ook de vlugge en gemakkelijke verscheping met een kaai aan diep vaarwater langs het kanaal Terneuzen-Gent. Sedert 1928 vervaardigt de fabriek ook dubbel superphosphaat.

Ziehier in korte trekken de historie geschetst van Sas’ grootste industrie, een historie, die getuigenis aflegt van noesten arbeid, grote koopmanschap en bewonderenswaardige ondernemingsgeest. Dat een ontwikkeling, als hier geschetst niet bereikt kon worden zonder een staf van bekwame en toegewijde medewerkers, mag van zelfsprekend heten. Zowel onder het technisch als onder het administratief personeel heeft de maatschappij dan ook steeds beschikt over een uitgelezen schare werkers, die de directie in haar zware taak met hun gehele persoon ter zijde stonden. Ook deze mannen mogen op dit jubeltij met grote voldoening neerzien op hetgeen zij voor een deel ook hun werk mogen noemen". 

De mooie villa in Sas aan de Poel, werd in 1926-1927 door het gezin JACOBS sr. verlaten. De familie verhuisde naar Gent en Ir. A.H.L de Bel kwam in 'de Poel' te wonen. Hij vond het huis te groot. Deze sobere Hollander, wilde er weg en architect Hennink bouwde in het najaar van 1931 het mooie huis bij de ingang van de Zuid-Chemie, nu kantoor. 

Jozef August JACOBS werd 69 jaar oud, hij stierf te Gent op vrijdag 18 november 1927. Zijn dood kreeg slechts een vijfregelig berichtje in de Vlissingense krant. Zijn weduwe Pélagia mocht nog net de bevrijding (WO II) meemaken. Zij overleed, twee maanden later, op zondag 26 november 1944 in Gent, 82 jaar oud. Van hun zes kinderen waren er toen nog vier in leven. Twee - later drie - van hen woonden in België. Alleen dochter Gaby zou in Nederland blijven wonen.

Het Spookhuis aan de Poel
De verlaten villa aan de Poel zou
, na gebruik door de Sasse scouting, niet meer bewoond worden. Het verval sloeg toe! Op één nacht waren alle dakpannen verdwenen, zonder dat iemand iets had gezien. De Belgische krant "de Morgen" kopte eind jaren ’90 met een verhaal, dat het zou spoken in de villa gelegen in de Poel nabij Sas van Gent.
Honderden, zo niet duizenden, spookjagers uit de hele wereld wilden dit fenomeen zelf ervaren en belegerden regelmatig – bij nacht en ontij – de villa. Een buurvrouw ondervond ‘zoveel last’ van de ‘ghosthunters’, dat zij jarenlang bij de eigenaar aandrong op sloop. Maar wie was die eigenaar dan wel? Er bleek niet eenvoudig achter te komen. Een achterkleindochter van Jozef August - óók gehuwd met een architect - deed in 2009 verschillende opzoekingswerken, belde met het kadaster, de gemeente enz. "Jammer genoeg, kon niemand ons vertellen wie de eigenaar was. We werden zelfs een beetje uitgelachen, want: wie wou dit nu? We wilden proberen om samen met de eigenaar een oplossing te zoeken om de verdere verloedering tegen te gaan. We zijn ter plaatse gaan kijken en 't bleek dat de structuur nog in zeer goede staat was. Mijn man wou zijn gratis diensten aanbieden". Een actiegroep, op initiatief van de Heemkundige kring Sas van Gent, om de bouwval te behouden kreeg in 2011 o.a. bijval van diverse nazaten van architect Jozef August JACOBS.
 
De 'ontdekker' van het Spookhuis, ene Joost - zich noemende - the Ghosthunter, publiceerde 15 jaar lang over waarnemingen van entiteiten. Diverse TV programma’s legden de paranormale gebeurtenissen op film en geluidsbanden vast.

Op vrijdag
18 maart 2011 hadden voor- en tegenstanders, plus veel media uit zowel het Vlaamse als Zeeuwse, zich verzameld rond de (Spook)villa. Een sloopmachine maakte een einde aan het ooit zo prachtige ‘chateau’ aan de Poel. Emotioneel werd er door alle partijen gereageerd! Een achterkleinzoon betrad daarna nog (stiekem) het terrein en nam enkele stenen met zich. Om ooit als eerste steen, opnieuw, gelegd te worden in een nieuw te bouwen familiehuis.


Hiermee eindigt het verhaal van de familie JACOBS in Sas. Het spookhuis, de laatste tastbare herinnering, is niet meer! Het leeft echter voort in die paar mee gepikte stenen en hier op het wereldwijdeweb, waar elke lezer hopelijk zal glimlachen om het mooie verhaal over deze bijzondere familie, die aan de wieg stond van Sas Glas. 

Hoe het de Glasfabriek verging
Tijdens de economische wereldcrisis, beginnende in het najaar van 1928, ging de fabriek, in een gebied met hoge werkloosheid, door een moeilijke periode. Overal zag je toen borden langs de weg met het opschrift: "Koop toch in den vreemde niet, wat het eigen land u biedt".

Glasfabriek in 1929
1. Linksonder stijfselkot, 2. Portiersloge en opslag, 3. Linksvoor de witte daken en het zwarte erachter waren kantoren en technische dienst – op 1e etage magazijn en expeditieafdeling, 4. Hiernaast magazijn Securit, ovens, slijp- en spiegelafdeling, 5. Wit gebouw met schoorsteen, erachter de stokerij, later kistenmakerij tussen deze gebouwen lag aanvankelijk de machinekamer, 6. Dwars geplaatste deel, EHBO, magazijnen, 7. Dourci Poli, 8. Magazijn Brut, 9. Onder de dwars geplaatste daken werd het glas gemaakt, 10. rechtsboven, opslag afvalglas.

Contingenteringsmaatregelen moesten toen, zoveel als mogelijk was, het eigen product beschermen. Sas Glas schrijft zelf over deze periode: "De inwoners van Sas van Gent slaan in '34 de handen ineen en schrijven gezamenlijk een brief aan het Ministerie van Economische Zaken met het verzoek de Contingenteringsmaatregel in te stellen op spiegelglas. Alle inwoners boven de 18 jaar tekenen deze petitie. De regering willigt het verzoek niet in, met alle gevolgen van dien". Goedkoper glas kon zonder problemen het land binnenkomen. In 1935 werd dan ook besloten de productie van glas in Sas stil te leggen en de gietovens af te breken. Een groot aantal arbeiders werd ontslagen zodat het totaal van 800 naar 140 man terugliep.
 
In de jaren 1937 en '38 werd er glaswol geproduceerd in Sas van Gent, daarna verhuisde deze productie naar Franière. In 1939 begon men in Sas met de bouw van een hardingsoven. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, kon men pas in 1946 opstartten met de productie van gehard veiligheidsglas onder de naam ‘Securit'. Een naam die snel bekendheid kreeg, ook buiten de grenzen van Nederland en België. De ontwikkeling van dit product ging snel en 1957
volgde reeds een derde en in '59 een vierde oven, speciaal voor de productie van autoruiten en ruiten voor de spoorwegen. DAF, VOLVO en FORD waren de belangrijkste afnemers.

In 1966 werd de vijfde hardingsoven gebouwd. De productie van Securit ging als volgt: "de glasplaten werden, na te zijn gesneden en geslepen, snel opgewarmd in de hardingsoven tot een temperatuur van 650 tot 700 C, waardoor het glas week wordt. Op het moment van het verlaten der oven wordt het glas snel en geforceerd gekoeld. Hierdoor ontstaan drukspanningen in de
oppervlakte en trekspanningen in de kern van het glas. Mocht de ruit breken, dan breekt die in duizenden kleine stukjes".

In 1962 verzelfstandigde de chemische afdeling tot NV Zuid-Chemie en ging de glasafdeling verder onder de naam ‘Glasfabriek Sas van Gent BV'.
In 1964 nam SA Glaceries de Saint-Roch, onderdeel van de Saint-Gobain Holding, de glasfabriek op in haar gelederen.
In 1966 werden de slijp- en polijsttafel afgebroken en dit betekende het einde van de afdeling douci-poli. Direct daarna, in '67 werd gestart met de productie van ‘Emalit'. Dit product - in veertig kleuren - vond zijn toepassing in gebouwen als borstwering, deuren en decoratieve elementen.
De productie van ‘Emalit' gaat als volgt: "de glasplaten worden gesneden en geslepen en dan voorzien van een laag emaille. Dit bestaat uit zeer fijn gemalen glas, frit en pigmenten. Het glas droogt en in de hardingsoven wordt de emaille ingebrand in het glasoppervlak".

De ontwikkeling ging snel en glas kende meer en meer toepassingen in de architectuur. Architecten vergrootten het totale glasoppervlak in hun ontwerpen. Hierdoor werd het in die gebouwen steeds warmer. Airconditioning moest de hitte koelen. Maar deze apparaten waren en zijn vrij duur in gebruik en onderhoud. De Glasfabriek speelde hierop in en ontwikkelde het zonnebeheersend product ‘Parelio', dat in 1970 in productie ging. "Hiertoe wordt een metaaloxide coating op het glas gespoten". ‘Parelio' kende , begin jaren '70, vooral zijn afzet in Europa. Door de economische- en oliecrisis, daalde de afzet na 1974 aanzienlijk. Door de oliecrisis nam de vraag naar isolerende beglazing wel toe. In 1976 startte de productie van Polyglas Organic.

De jaren tussen 1973 en 1983 waren moeilijk en een rigoureuze reorganisatie was noodzakelijk. Het personeelsbestand liep terug van 335 tot 225 werknemers. In de jaren '80 zou het aantal - mede door automatisering - zakken tot 180.
In 1980 werd gestart met de productie van zonwerend glas ‘Cool - Lite' een verbeterde versie van ‘Parelio'. Hiermee kreeg de Glasfabriek zijn internationale faam. Overal ter wereld zijn gebouwen inmiddels voorzien van ‘Cool - Lite' afkomstig uit Sas van Gent. Door dit succes werd de commerciële naam SGGS Sas Glas gelanceerd. Sas Glas is in alle talen makkelijk uit te spreken en een begrip geworden in de glaswereld, als men het heeft over glasgevels.
Al snel bleek dat SGGS Sas Glas, als onderdeel van Saint-Gobain Glass Solutions, zich meer en meer op oplossingen voor gevelbekleding moest gaan richten.
Honderd jaar na de oprichting, in 1999, telde Sas Glas 140 medewerkers, die borg stonden voor een jaarlijkse omzet van circa 25 miljoen euro.

De laatste jaren is het bedrijf zich gaan richten op het leveren van klantgerichte oplossingen. Het bedrijf specialiseerde zich in het printen van vlakglas. Door vakkennis en verregaande innovatie is zeefdruk een karakteristiek kenmerk van Sas Glas geworden.
 
In 2007 werd na een intensief ontwikkelingstraject een rotatiezeefdruklijn in gebruik genomen. De vernieuwde strategie van het ‘one stop shopping' principe wierp zijn vruchten af. Sas Glas heeft een groot aantal wereldprimeurs op haar naam staan, waaronder de kleurrijke glasgevel van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid".



Voor dit Blog ben ik schatplichtig aan Dhr. F. Puylaert uit wiens eerdere publicatie Over het spookhuis aan de Poeldijk, een aanzienlijk deel is overgenomen. Hierbij zijn enkele 'foutjes' gecorrigeerd, advertenties, krantenknipsels, foto's en andere feitjes toegevoegd. Overige bronnen: Sas Glas Heemkundige kring Sas van Gent; Omgekeken door R. Slock; Zeeuwse Kranten - Krantenbank Zeeland; Koninklijke Bibliotheek - Historische kranten; Wikipedia; Oude Ansichtkaarten; Zeeuws Archief;
Familiearchieven Jacobs, Châtel, Craen, Bakker en
diverse webpublicaties waaruit sprokkelingen gebruikt zijn.