|
Generatie 7 ( oudgrootouders ) 64. Fridericus Henricus Wilhelmus [Heinrich] Weilers, geb. Bocholt, Duitsland 16 okt. 1782, Schuster und Lumpensammler, † Bocholt, Duitsland 9 maart 1835, tr. 2e Bocholt, Duitsland 17 aug. 1826 Johanna Christina [Anna] Messing, spinster; tr. 1e Vreden, Duitsland 30 jan. 1803
65. Maria Adelheid [Aleida] Niedecker, geb. Vreden, Duitsland 1781, † Bocholt, Duitsland 28 jan. 1820. Henricus wordt geboren in Bocholt, toen een kleine stad zo'n 10 km van de Nederlandse grens in Münsterland, op de hoogte van Dinxperlo. Een hoofdzakelijk protestantse stad. Tijdens de korte Vrede van Westfalen, werd er door de katholieken in het boerengehucht Hemden een kruiskapel gebouwd. Deze latere St. Georgskirche werd van oudsher hoofdzakelijk bezocht door Nederlandse katholieken en ook de familie Weilers. De inwoners van Bocholt leefden hoofdzakelijk van de landbouw en het vervaardigen van katoenproducten en op kleine schaal van de hoogovens. Henricus verliest zijn moeder als hij vier jaar is en zijn vader sterft vier jaar later, toch wordt hij net als zijn vader, schoenmaker. Later zet hij ook een handel op in oude lompen. Uit zijn huwelijk met Aleida worden acht kinderen geboren, waarvan er drie jong overlijden. Aleida sterft in het kraambed, twee weken na de geboorte van dochtertje Helena."Sie starb im Alter von 39 Jahren im Kindbett". Henricus hertrouwt, 43 jaar oud, met Johanna Christina Messing. Hieruit worden nog drie kinderen geboren. De jongste Helena vertrekt evenals haar broer, naar Nederland zodra ze volwassen is. 66. Henricus (Hendrik) Beuming, geb. Kuik N.B. 8 juli 1764, Meester kleermaker, † ’s Hertogenbosch 27 sept. 1823, tr. Haarlem ? omstr. 179567. Petronella Aarts [A(e)rts], geb. Haarlem omstr. 1771, naaister, † Amsterdam? na 18 nov. 1835. Hendrik wordt geboren in 1763 in Cuijck een plaats gelegen aan de Maas, ten zuiden van Nijmegen in Noord-Brabant. Hendrik wordt meester kleermaker. Hij wordt ingeschreven voor de Nationale Militie. Daarop vinden we zijn signalement: Lengte: 1 el. 6pm. 3dm, Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: breed, Oogen: blaauw, Mond: dun, Kin: rond, Haar: bruin. Waarschijnlijk kwam hij na zijn dienst in Haarlem terecht, waar hij trouwde met de Haarlemse Petronella. Zij krijgen er vier zoons en één dochter. Rond 1820 wonen ze in Noord-Brabant, hun zonen trouwen in Nijmegen,Tilburg en Arnhem. Na zijn overlijden in 1823, vertrekken Petronella en hun dochter naar Amsterdam. Zij wonen er aan de Lauriergracht. 68. Gerrit Donker, geb. Amsterdam 30 juli 1786, ged. Amsterdam, Westerkerk 6 aug. 1786, 1815 - opperman kattoendrukkersknegt, 1852 - papierdrukkersknecht, 1853 - papierdrukker, behangseldrukker, Matroos 1e Klasse, † Amsterdam 29 juli 1862, tr. Amsterdam 21 juni 1815 69. Catharina Christina Elisabeth Stijwe alias Stubbe, geb. Amsterdam 30 juni 1784, ged. Amsterdam, Lutherse kerk 4 juli 1784, † Amsterdam 8 okt. 1852. Gerrit wordt geboren in de Slijkstraat, te Amsterdam als 2e zoon van de zeven. Hij krijgt rond z'n 20e verkering met de Lutherse Catharina Stijwe, wonend in de Laurierstraat in de Wijnbergijsgang. Hij is dan Matroos 1e Klasse op het flottille van der Elbe onder commandeur kaptein ter Zee Keller. Tijdens verlof brengt hij veel tijd door met Catharina en het gevolg van hun amoureuze escapades is de geboorte van maar liefst drie buitenechtelijke kinderen, in 1808, 1809 en 1812. Gerrit wordt op 5 juli 1811 ontslagen uit de Zeedienst, maar desondanks duurt het nog 4 jaar voordat hij als 28-jarige Opperman, wonende in de Derde Leliedwarsstraat 10, z'n ouderlijk huis, huwt met de dan 30 jaar oude Catharina Elisabeth Stijwe, ‘schrijvende Stuebe, buijten beroep woonende als boven, Dogter van wijle Johannes Stijwe eigenlijk genaamd Stuebe en Carolina Redtjes'. Met drie Kinderen om te Echten! Zowel zijn beide ouders als schoonmoeder zijn bij het huwelijk aanwezig. Overigens ondertrouwen ze gratis! Aangezien beiden ‘onvermogend zijn tot het betalen dier bewijzen en schrifturen, welke gerequireerd worden bij het aangaan van hun voorgenomen huwelijk'. Binnen een tijdsbestek van acht jaar sterven z'n vader Jilles op vrijdag 8 augustus 1817, 57 jaar oud, zus Elisabeth op 7 oktober 1817, 27 jaar oud, broer Johannes in 1822, 20 jaar oud, zusje Saartje in 1824, 18 jaar oud en broer Klaas in 1825, 25 jaar oud. Je vraagt je af welke ongezonde leefomstandigheid of volksziekte hiertoe leidde. Waren wellicht de giftige dampen van de Katoendrukkerij de oorzaak? Wellicht was Gerrit ook ziek in die periode, want zijn vrouw Catharina krijgt vanaf de winter van 1820 tot en met 1832 steun in de vorm van Turf, echtgenoot Gerrit wordt wel in het Huiszittenhuizenboek genoemd, maar onder haar naam, dan als behangseldrukkersknegt. Vanaf de zomer van 1822 tot en met 1833 kreeg zij ook Zwakbier voor haar man. Zij bedankt voor de steun op 28 October 1833. Inmiddels telt het gezin dan nog vier thuiswonende kinderen en wonen ze in de Scheepjes Dwarsstraat 10. Oudste zoon Gerrit trouwde al in 1830. Zorgenkind Cornelis heeft een bochel en loopt mank, hij wordt dan ook afgekeurd voor de militaire dienst en wordt hoedenmaker, in de hoedenmakerij achter de Lijnbaansgragt bij oudoom Hendrik? Wie zal 't zeggen... 71. Maria Brinkhorst, geb. omstr. 1781, dienstmeid, † vóór 5 jan. 1843. Maria zou volgens de familieverhalen een telg zijn uit het oude adelijke geslacht Bronkhorst uit de Achterhoek. Vooralsnog is daar geen enkele aanwijzing voor gevonden. Ze zou vanwege haar buitenechtelijke zwangerschap van dochter Maria verstoten zijn uit de familie. Zij beviel in 1811 in het huis van vroedvrouw Margaritha Ruijters, in de Korte Smeesteeg 8 te Utrecht. Ze was toen dienstmeid en 30 jaren oud. "Haar dochter Maria bleef zeer bevriend met haar nicht, die 'hofdame' bij Koningin Emma was. Het verhaal gaat dat deze nicht, de meest geliefde 'hofdame' iedere zomer in haar grote huis in Apeldoorn moest wonen [Koningin Emma bracht deze maanden ook in het Loo door]. Zij nodigde Maria Donker - Brinkhorst en een paar van haar kinderen vele zomers uit, om bij haar in Apeldoorn te komen logeren". Aldus de fantasierijke familieherinnering... 72. Jacobus Veul, geb. De Bangerd, ged. Wervershoof, RK Statie 3 maart 1790, 1823 - bouwman, landman, 1850 - bouwman, 1855 - landbouwer, † Wervershoof 12 maart 1868, tr. Wervershoof 20 juni 1823
73. Antoinetta [Toontje] Sparmakering, ged. Hoorn, Slijksteeg 17 febr. 1797, † Wervershoof 5 dec. 1871. Jacob wordt geboren als 4e van de tien kinderen in de Bangerd bij Wervershoof, waar zijn vader boerenknecht was. De oudere kinderen werden geboren in Andijk. Zijn zus Bregtje heeft later een herberg in Zwaag. Waarschijnlijk laat ze deze na aan haar neef Frans, enige zoon naast drie zussen, van Jacob en Antoinetta. Antoinetta wordt geboren in Hoorn als tweede dochter van een chirurgijn . Ze groeit op in redelijke welstand in Hoorn en Wervershoof dankzij de goedlopende chirurgijnspraktijk van haar vader. Zij trouwden om 11 uur in de morgen in het bijzijn van zijn moeder en haar vader, Heel en vroedmeester te Wervershoof en getuigen Jan en Pieter Schoenmaker, veehouder wonende te Hoge en Lage Zwaagdijk en Jacob Knook, bouwman wonende te Andijk en Wijbrand Smit, veearts wonende te Wervershoof. Allen goede vrienden. Jacob en Antoinetta kregen minstens negen kinderen tussen 1823 en 1838 te Wervershoof, waarvan ze er vier als zuigeling of peuter verloren. [prent: Ostend bij Hauwert] 74. Petrus [Pieter] Neefjes, geb. Spanbroek, ged. Spanbroek 27 febr. 1799, landman, veeman, † Nibbixwoud 1 dec. 1865, tr. 2e Nibbixwoud 17 sept. 1829 Lijsbeth [Elisabeth] Laan, geb. Driehuizen (onder Andijk), 6 dec. 1802, ged. Wervershoof 12 dec. 1802, † Zwaagdijk [Nibbixwoud ] 3 april 1889, dr. van Johannes [Jan] en Johanna [Jantje] Meester; tr. 1e Hoogkarspel 7 juli 1816
75. Trijntje Pieters Vriend, geb. Hauwert [Venhuizen] 31 jan. 1796, ged. Venhuizen 31 jan. 1796, veevrouw, † Spanbroek [Nibbixwoud] 11 dec. 1827. Pieter wordt geboren als enige zoon, in de ‘bedrijven gelegen onder Hauwert', te Spanbroek. Op z'n 17e wordt er een huwelijk gearrangeerd met de 20 jarige Trijntje. Pieter is dan al landman van beroep. Trijntje ziet het levenslicht in Hauwert. Deze Westfriese buurtschap behoorde tot ‘stede Berkhout en Wognum'. Zij is het 5e kind, na haar zullen er nog 7 kinderen geboren worden. Zij groeit op in weelde. Haar vader is een rijk en belangrijk man in het Westfriese land. De vervroegde trouwerij was o.a. vanwege het feit dat anders de "vrijgemaakte" boerderij waar ze moesten / wilden gaan wonen een jaar leeg zou komen te staan. Aangezien ze beiden minderjarig waren, moest er koninklijke dispensatie aangevraagd worden [Bron: Huwelijkse Bijlagen]. Deze werd op 4 juni verleend, en het stel trouwde op zondag 7 juli 1816 in Hoogkarspel. Transcriptie van de dispensatie: 4 juni 1816 No 59 WIJ WILLEM bij de gratie Gods, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG enz. enz. enz. Disponeerde op de Rekest van Petrus Neefjes wonende te Hoogcarspel arrondissement Hoorn daarbij verzoekende om dispensatie van art. 144 van het Burgerlijk Wetboek en tevens voor Trijntje Vriend om een wettelijk huwelijk aan te gaan. Trijntje en Pieter krijgen in elf jaar tijd maar liefst tien kinderen. Op dinsdag 11 december 1827 om 11:00 uur wordt Maartje geboren in de boerderij aan de Zwaagdijk onder Hauwert, huisnummer 51. Dezelfde avond, om 20.00 uur, overlijdt Trijntje in het kraambed. Pieter blijft achter met de zeven nog in leven zijnde kinderen, waaronder de pasgeboren Maartje. Er zal beslist een min gevonden zijn, om haar te voeden. De familie was immers welgesteld. Op 17 september 1829 hertrouwt Pieter met Lijsbeth Laan. Samen krijgen zij nog eens tien kinderen. Pieter is dan dus vader van 20 kinderen! Waarvan er 15 volwassen worden en kunnen meewerken op de veeboerderij. 76. Joannes Wessel [Wessel] Kaijzer, geb. Sudlohn, D. 19 maart 1771, ged. Südlohn 21 maart 1771, blekersknegt, † Amersfoort 16 febr. 1837, tr. Amersfoort 5 febr. 1817
77. Geertruij [Gertrudem] Evertsen, geb. Putten, ged. Putten, RK kerk 8 dec. 1790, dienstmeid, † Amersfoort 4 dec. 1852, tr. 2e Amersfoort 13 juni 1838 Andreas [Andries] Eiting, geb. Bocholt 1808, † na 1852, zn. van Joann Gerhard en Joanna Heuting. Wessel en Geertruij krijgen tussen 1819 en 1831 zeven kinderen in Amersfoort. Twee meisjes en vijf jongens. Slechts 3 bereiken de volwassen leeftijd en trouwen. 78. Gerrit Heiman, ged. IJsselstein 23 dec. 1788, daggelder, metselaar, † IJsselstein 26 maart 1875, tr. IJsselstein 7 aug. 1814
79. Willemijntje Wildschut, geb. IJsselstein 1788, † vóór 1875. Ook genaamd Wilhelmina, Willemina, Mijntje Wilschut.
Gerrit en Willemijntje krijgen tussen 1815 en 1835 negen kinderen, zeven meisjes en twee zoons, allen geboren in IJsselstein. Eén dochter overlijdt 3 jaar oud en de jongste zoon slechts 1 uur oud. Vier kinderen verlaten IJsselstein definitief, ‘onze' Antje gaat naar Amsterdam, zoon Albert en dochter Jansje als kolonisten naar Frederiksoord bij Vledder in Drenthe en dochter Bartje vertrekt naar Weesp. 80. Jan Alberts, geb. Arnhem 16 maart 1803, arbeider, Militair, gepensioneerde, † Leersum 2 okt. 1881, tr. 1e Zutphen 14 jan. 1835 Wilhelmina Elisabeteh Odile van Hooijlandt, geb. Zonhoven 1795, † vóór 7 nov. 1846, dr. van Augustinus en Maria ten Haen; tr. 2e Ede 7 nov. 1846
81. Jannigje van Ginkel, geb. Amerongen 11 maart 1815, arbeidster, † Leersum 11 juli 1878. Jan werd geboren als 4e kind in een rij van zes en groeide op in Arnhem en Bennekom. Zijn vader was aanvankelijk olijslager en vervolgens timmerman evenals zijn jongere broer Reinder. Jan voelde blijkbaar niets voor dit vak en wilde in het leger. Wellicht lekker gemaakt door de verhalen van zijn moeder Anna Theodora de Vreede, dochter van een Maastrichtse laarzenmaker, die z'n nering hoofdzakelijk verkreeg van militairen. Ze vertrokken tenminste vanuit Maastricht naar andere garnizoensplaatsen, zoals Geertruidenberg en Arnhem. Hij werd voor de Ligting van den Jare 1822 voor de Nationale Militie ingeschreven binnen de gemeente van Renkum. Bij loting viel hem nommer 181 ten deele, hetwelk hem tot geene dienst heeft verpligt. Desondanks nam Jan als 21 jarige jongeman op 16 november 1824 vrijwillig dienst, als huzaar, in het 6e Regiment Huzaren van Boreel, in de volksmond de ‘Blauwe Huzaren' genoemd o.a. door het blauwe veldtenue. Hij tekende voor 6 jaar,´zonder handgeld´. Het militaire stamboek geeft Jan's signalement: lengte: 1 meter 69, rond aangezicht, rond voorhoofd, bruine oogen, gewone neus, kleine mond, ronde kin, ligtbruin haar, ligtbruine wenkbrauwen en geene merkbare teekenen. Na 5 jaar werd Jan op 21 augustus 1829 bevorderd tot korporaal en verlengde blijkbaar ook zijn dienstverband, want tussen 2 en 12 augustus 1831 vocht Jan nog mee in de Tiendaagse Veldtocht De mislukte poging van koning Willem I der Nederlanden om met wapengeweld de Belgische opstand van 1830, zijn eerdere gezag over de Zuidelijke Nederlanden te herstellen. Het huidige België en Nederland toen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden genoemd en dat bestond van 1815 tot 1830. In de vroege ochtend van 2 augustus 1831 trokken de Huzaren van Boreel de Noord-Brabantse grens bij Poppel over. Verschillende wegen waren door de Zuiderburen onbegaanbaar gemaakt door omgekapte bomen. In Poppel plunderden de Nederlanders al voor circa Fl. 4.500,00 aan brood, wapens en geld.
Op 4 augustus splitsten de troepen zich; een gedeelte bleef achter, terwijl het andere gedeelte richting Antwerpen trok en de stad kort na de middag innam. De Vrijheidsboom die op het marktplein stond, voerde de Belgische vlag in top. Deze werd neergehaald en al spoedig wapperde de Nederlandse driekleur in de stad. De Prins van Oranje beval echter de vlag binnen te halen, omdat er slechts sprake was om het geschonden recht te handhaven en dat het niet de bedoeling was Antwerpen te bezetten.
De soldaten echter, hongerig en dorstig, plunderden vele verlaten huizen. Bij de Vlaamse Poort werden ze aanvankelijk door enkele bewapende burgers met bier verwelkomt. Aan de Varkensmarkt liep het echter fout bij het evacueren van enkele barricades, een officier begon een heftige discussie en in plaats van terug te trekken leidde dit tot geweerschoten van enkele burgers. De troepen schoten terug en direct daarop daalden er vanuit de huizen aan de Vlaanderenstraat een regen van keien, warme as, potten en flessen op de zich terugtrekkende militairen neer. Waarschijnlijk was het niet onze Jan die deze fout beging want achteraf werd hij in elk geval onderscheiden met een IJzeren kruis. In 1835 trouwt hij, 32 jaar oud, in garnizoensstad Zutphen met toestemming van Boreel met de 40 jarige weduwe Wilhelmina, die hem voor haar overlijden één dochter schenkt. Na 15 jaar trouwe dienst werd hij in 1839 eervol uit de dienst ontslagen. Hij kreeg een jaargeld van Fl.150,00 mee, een soort pensioen dus. Niet zo verwonderlijk, want zijn onderdeel speelde een nogal dramatische rol in de Belgische onafhankelijkheidsoorlog en hij raakte er, volgens de familieverhalen, blind door een militair ongeluk. Zeven jaar later vinden we hem terug in Ede waar hij als gepensioneerd militair, op z'n 43e trouwt met de 12 jaar jongere Jannigje. Na voorlezing van de huwelijksakte door de getuigen ondertekend, "hebbende de eerste comparant verklaard wegens blindheid niet te kunnen schrijven ende tweede comparante verklaard hebbende geen schrijven geleerd te hebben". Zij werd geboren in Amerongen, als 4e kind van de zes. Ze werkte al jong als boerenarbeidster. Na de geboorte van hun enige dochtertje dat slechts 1 dag oud overleed, verkassen ze naar Leersum [vlakbij Amerongen], waar ze o.a. aan de Middelweg wonen en waar in rap tempo nog 7 zoons geboren worden. Twee komen levenloos ter wereld en één sterft er na een paar maanden. Het gezin woont in een arbeiders boerderijtje, met een varken in het kot en zijn IJzeren kruis en een afbeelding van Jan de Huzaar, een geschilderd of getekend portret van hem te paard, aan de muur. Na zijn dood op zondag 2 oktober 1881, hebben deze herinneringen aan zijn ‘roemrijk' verleden, meerdere generaties lang in het Leersumse huisje gehangen, tot een nichtje het huis uiteindelijk moest leegruimen en de hele boel weggooide, omdat ze het allemaal oude troep vond... 82. Pieter Ruitenbeek, geb. Zwolle 3 juni 1822, daggelder, arbeider, † Nijkerk 23 aug. 1866, tr. Nijkerk 19 maart 1851
83. Geurtje Geurts, geb. Nijkerk 1 dec. 1828, arbeidster, † Nijkerk 16 juni 1899.
Pieter werd geboren in Zwolle en was het 2e kind van de vijf. Het gezin verhuist naar Nijkerk als hij ongeveer een jaar oud is. Hij wordt boerenarbeider. Geurtje is een buitenechtelijke dochter van Weijmpje. Samen krijgen Pieter en Geurtje zes kinderen, vier jongens en twee meisjes allen geboren in Nijkerk. [kerk in Drempt - 2006] 84. Gerrit [Garret] Hogenkamp, geb. Hengelo, Gelderland 1764, arbeider, † Arnhem 26 jan. 1818, tr. Drempt omstr. 179585. Anna Bosch, geb. Drempt 1774, † ald. 23 dec. 1839. Ook genaamd Blos. 86. Hendrikkus Hendriks [ook genaamd Modderkolk], geb. Loenen [Apeldoorn] 30 april 1798, ged. Loenen 6 mei 1798, 1825 - boerenknecht, ±1837 - daghuurder, 1879 - arbeider, † Rheden 15 sept. 1862, tr. 1e Rheden 20 sept. 1825 Elsken Ruitenberg, geb. Rheden 10 dec. 1803, † ald. 24 okt. 1836, dr. van Hendrik Ruitenberg [Roetenberg / Rutenberg] en Geesken Zweers; tr. 2e Rheden (district Arnhem) 25 maart 1837 87. Wilhelmina [Willemina] Bandel, geb. Rheden 15 dec. 1816, daghuurster, † Rheden 16 okt. 1866. Naamsverandering! Hendrikkus wordt geboren als 4e kind van de vijf, in Loenen, bij Apeldoorn. Zijn twee oudere broers dragen dezelfde achternaam, Hendriks (ook genaamd Modderkolk). Zijn zus Anneken heeft de achternaam Hendrikse, terwijl zijn jongere broer de naam Modderkolk aanneemt. Hij trouwde eerder, 27 jaar oud, in Rheden met Elsken Ruitenberg. Zij is overleden in 1836 te Rheden, 32 jaar oud. Uit dit huwelijk twee zoons, Hendrik en Steven. Zoon Hendrik overleed slechts drie weken voor zijn moeder, 9 jaar oud. Hendrikkus hertrouwt met Willemina en samen krijgen ze nog drie dochters en één zoon, later sociëteitsbediende te Arnhem. 88. Henricus Poulisse, geb. Rossum 12 april 1816, † Heeze N.B. 5 maart 1861, tr. Heeze N.B. 9 okt. 1838
89. Joanna Maria van Gennip, geb. Heeze N.B. 1 sept. 1818, herbergierster te Heeze, † Heeze N.B. 28 jan. 1894 Henricus wordt geboren als 4e kind van de vijf, in Rossum, gelegen aan de Waal [provincie Gelderland]. Hij groeit op in redelijke welstand. Z'n vader was o.a. dijkbode en kerkmeester. Ze trouwen in Heeze, waar Joanna vandaan komt. Hier krijgen ze zes kinderen, alleen twee zoons groeien op tot volwassenen. Wilhelmus Mathias, geboren in 1850, hij wordt Onderwijzer en Hoofd der Openbare School te Ommel-Asten en Fredrikus Franciscus geboren in 1853 wordt klerk. Beiden beroepen met aanzien in die tijd, bijzonder ook gezien het feit dat Henricus al komt te overlijden als de jongste net 8 jaar oud is. Opmerkelijk is overigens ook het feit dat maar liefst vier kleinkinderen het klooster ingaan. Eén kleindochter wordt Missiezuster op Zuid-Sumatra, één kleinzoon werd Missiebroeder in Kongo. 90. Johannes de Kort, geb. Tilburg 15 febr. 1813, Verver en glasinzetter, † Tilburg 27 aug. 1873, tr. Udenhout 18 april 1844
91. Anna Barbara Oomen, geb. Tilburg 25 maart 1815, † ald. 23 jan. 1876. Naamsverandering: Johannes was geboren en getogen in de wijk Heuvel bij Tilburg. Anna wordt geboren als 4e kind van de negen. Ze groeit op in een eenvoudig weversgezin in de wijk Heuvel, op de Bosschebedding. Hier worden ook 9 kinderen geboren. De tweede zwangerschap levert een tweeling op. Hun jongste zoontje overlijdt na vier maanden. Alle kinderen krijgen de achternaam Oomen, behalve zoon Carel die als Oomens (zie óók No.46) genoteerd wordt. Johanna overlijdt op dinsdag 10 januari, om 9 uur 's ochtends. Bij de aangifte van het overlijden waren als getuigen aanwezig: van Arnoldus Abeelen, gebuur en Wilhelmus, haar echtgenoot. Hij overleeft haar 13 jaar. De aangifte van zijn afsterven wordt gedaan door hun zoon, Arnoldus Oomen [bakker], 34 jaar en wonende te Oud-Gastel en Johannes de Kort [verver en glasinzetter], 42 jaar en aangehuwde zoon van overledene. In de geboorte aangifte van zijn zoon Petrus staat vermeld dat Johannes de akte is voorgelezen, en niet kan schrijven derhalve niet ondertekend. De aangifte van het overlijden van Anna wordt gedaan door Cornelis Martinus de Kort, huisschilder, zoon en Henricus Brandt(s) geen bloedverwant, wonende alhier. NB Anna Barbara Oomen (No.91) is óók een dochter van 92 en 93 92. Wilhelmus O(o)men, ged. Tilburg, RK St.Dionysius parochie 17 febr. 1789, wever, Tolgaarder te Udenhout, † Tilburg 13 aug. 1855, tr. Tilburg 18 jan. 1808 93. Johanna van den Hove(n), geb. Loon op Zand 1787, spinster, † Tilburg 10 jan. 1832. Naamsverandering: Zij gingen op zaterdag 2 januari 1808 in Tilburg in ondertrouw en kregen 9 kinderen. De tweede zwangerschap levert een tweeling op. Hun jongste zoontje overlijdt na vier maanden. Alle kinderen krijgen de achternaam Oomen, behalve zoon Carel die als Oomens (No.46) genoteerd wordt en als zodanig verder leeft. Johanna overlijdt op dinsdag 10 januari, om 9 uur 's ochtends. Bij de aangifte van het overlijden waren als getuigen aanwezig: van Arnoldus Abeelen, gebuur en Wilhelmus, haar echtgenoot. Hij overleeft haar 13 jaar. De aangifte van zijn afsterven wordt gedaan door hun zoon, Arnoldus Oomen [bakker], 34 jaar en wonende te Oud-Gastel en Johannes de Kort [verver en glasinzetter], 42 jaar en aangehuwde zoon van overledene. NB Dit zijn dezelfde personen als in generatie 8 - nrs. 182 en 183 94. Walter [Wouter] van Heusden, geb. Zierikzee 8 april 1813, arbeider, tr. Hooge en Lage Zwaluwe 4 dec. 184095. Anthonia Speelmans, geb. Zevenbergen 1816.
96. Jacobus Johannes (Jacques Jean) Haagen, ged. Amsterdam, Westerkerk 12 jan. 1783, Sergeant Majoor Conducteur d’Artillerie 1815-1835, kleermaker, vermeld Landmacht: Uitbetalingen militairen (1817-1844), J.J. Haagen en Landmacht: Metalen Kruizen en Bronzen Medailles (1832-1834) J.J. Haagen, † Amsterdam 7 april 1837, tr. Amsterdam 22 mei 1816 97. Juriane Hendrika (Julienne Henriette) Brouwer, geb. Rheden, Dieren (kwartier van Arnhem) 8 april 1792, naaister, † Amsterdam 27 april 1837. In 1811, de Bataafs Franse tijd werd Jacobus, 28 jaar oud, opgeroepen voor de Land Militie en vrijgesteld als zijnde al ruim 10 jaar Beroeps Militair. Met de inlijving van Nederland bij het Frankrijk van Napoleon, verdween ook het Nederlandse leger als zelfstandige organisatie. De nog aanwezige Nederlandse troepen gingen deel uitmaken van het Franse leger. Zij vormden onder andere het 123e t/m het 126e regiment infanterie van linie, de hekkensluiters van het Franse leger. Op 9 januari 1814 maakte Jacobus deel uit van de zogenaamde 'Staande Armee' van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het huidige België en Nederland dat bestond van 1815 tot 1830. Op 16 juni 1815, vocht Jacobus mee in de slag bij Quatre Bras. Evenals op 18 juni 1815, toen vond de, voor de toekomst van Europa, beslissende slag plaats bij Waterloo. Tussen Napoleon [72.000 man] en de geallieerden [68.000 man], de slag duurde van half twaalf in de ochtend tot half acht 's avonds. Onder het opperbevel van de Prins van Oranje, werden drie divisies infanterie ingezet, elk van twee brigades, alsmede twee brigades cavalerie en 36 vuurmonden van de artillerie. ‘Onze' Jacobus weerde zich hierbij uitstekend en dat resulteerde in een promotie!!! In totaal telde de Nederlandse bijdrage 18.500 man, waarvan er bijna 3.000 sneuvelden, gewond of vermist raakten. De Franse troepen werden verslagen en sloegen op de vlucht. Drie dagen later trad Napoleon af, hij werd naar St. Helena verbannen. [schilderij: Slag bij Waterloo - William Sadler] Utrecht den 4 Meij 1816 "Den ondergetekende Kolonel Kommand het baittiljon artillerie Nationale Militie no. 5 geassisteerd van den Sergeant Majoor J. Hagen op voordragt van den Kapteijn diens Kompagnie Faller om te mogen trouwen met Juffrouw Juliana Hendrika Brouwer woonagtig te Amsterdam". Officieel woonde het jonge stel in de St. Nicolaasstraat 11 in Amsterdam, echter al snel trok Juriane met haar echtgenoot mee als hij weer eens ‘op mars' moest. En dat was vaak in de Zuidelijke helft ['t latere België] van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Daar werden dan ook hun oudste drie kinderen geboren tussen 1817 en 1822. De 1e zoon geboren rond 1817 in Mons, de 2e een dochter, in 1820 te Namen en de 3e een zoon, in 1822 te Ieper. Jacobus is dan opgeklommen in de militaire hiërarchie tot ‘Conducteur d'Artillerie'. De conducteur is de bevelvoerend officier bij een bereden stuk geschut. Een kanon op een afuit, getrokken door paarden en een munitiewagen. De manschappen zaten op het stuk en de bevelvoerder, ‘onze' Jacobus reed er te paard naast, cq vooruit. Bij de geboorte van hun jongste twee kinderen wonen zij in Utrecht, in 1825 in het Riet Steegje 58 en in 1827 in de Witte Vrouwestraat 2. Op de geboorte akten wordt Jacobus nog steeds opgevoerd als zijnde van beroep; Conducteur d'Artillerie. Tussen 2 en 12 augustus 1831 vocht Jacobus mee in de Tiendaagse Veldtocht. De mislukte poging van koning Willem I der Nederlanden om met wapengeweld de Belgische Opstand van 1830, zijn eerdere gezag over de Zuidelijke Nederlanden te herstellen. Ook Jacobus werd, evenals Jan Alberts ‘de blinde Huzaar' [zie tak Alberts] achteraf onderscheiden met het Metalen Kruis 1830-1831, ook wel bekend als het Hasselt Kruis, welke vast en zeker vol trots gedragen werd. Helaas missen we dan enkele jaren van zijn leven. Raakte hij wellicht gewond, had hij de volksziekte TBC opgelopen, we zullen 't niet weten. Werd hij eervol ontslagen uit de dienst, dan zou hij als officier normalerwijze een behoorlijk pensioen hebben meegekregen. Echter wat blijkt? In de periode 1832 - 1839 werden als gevolg van de financieel onzekere situatie vanwege de oorlog met België vrijwel geen voortdurende pensioenen toegekend! Pas in 1840 is dat op grote schaal met terugwerkende kracht gebeurd, Helaas, veel te laat voor Jacobus en zijn gezin... De gegevens van militairen die bijvoorbeeld in 1833 werden gepensioneerd en in de tussen liggende periode zijn overleden, zijn ook niet in de pensioenregisters terug te vinden. Gezien het feit dat het gezin volgens het Bevolkingsregister van Amsterdam sinds eind 1827 in de Amsterdamse Koekoekstraat woonde en er omstreeks 1836 in zware armoe leefde, is dus zéér waarschijnlijk de reden van hun ellende, het gemiste pensioen... Jacobus liet zich op dinsdag 30 augustus vrijwillig opnemen in het Gemeentelijk Werkhuis aan de Roeterstraat 2 te Amsterdam. Zijn vrouw Juriane meldde zich er 3 dagen later op zaterdag 3 september met hun twee jongste kinderen, terwijl hun middelste zoon, dan 13 jaar oud, pas op woensdag 5 oktober wordt ingeschreven. De oudste zoon, Johannes Philippus is dan al in vaders voetsporen getreden en was als 19 jarige, Hoornblazer, bij het 7e Regiment Infanterie in Garnizoen te Vlissingen. Oudste dochter Guillemine Henriëtte werkte als naaister en ging op haar 16e op zichzelf wonen. Het gezin werd letterlijk uiteen gereten. In het Werkhuis sliepen mannen en vrouwen apart op een slaapzaal onder paardenharen dekens en op strozakken. Ondanks dat ze getrouwd waren en nog een gezin vormden, mochten ze elkaar officieel niet of nauwelijks meer ontmoeten. Zo dichtbij en toch zo ver af... De 13 jarige Jean Guillaume, komt op de mannenafdeling bij vader terecht. De jongste twee, de 11 jarige Henderika Catharina en de 9 jarige Jacobus Johannes op de vrouwenafdeling, bij moeder. Ze zaten er ook bepaald niet comfortabel... Ook bedelaars, blinden, kreupelen, verminkten en armen werden hier ondergebracht en aan het werk gezet. Ondanks dat bedelen niet mocht en er een zware straf op stond, wemelde het in de stad van de bedelaars. "Provoosten" werden aangesteld om de bedelaars op te pakken. Iedere bedelaar leverde hen 6 stuivers op. Werklozen die aan de bedelstaf dreigden te raken, konden zich ook vrijwillig laten opnemen om in ruil voor zware arbeid, kost en inwoning te krijgen. Jacobus en Juriane kregen grove kleding, zonder ondergoed en moesten hard werken voor hun droge brood, o.a. weven, spinnen, hekelen, breien, naaien en touwpluizen. Ze maakten zeildoek en koffiezakken voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij en hemden en broeken voor het leger en de marine. Jacobus sr. en zijn vrouw Juriane verbleven er beiden maar kort, of dit aan de zware arbeid lag of dat zij al verzwakt of ziek waren, zullen we wellicht nooit weten. Feit is wel dat ze er beiden al vrij snel stierven. Het is zaterdag 25 maart 1837 als de drie jongste kinderen opgenomen worden in het Luthers Diaconieweeshuis aan de Nieuwe Keizersgracht 120. Vader en moeder zijn dan nog in leven, maar ernstig ziek en overlijden dan ook enkele weken later. Jacobus al op den 7e April 1837 ten vier ure desmiddags, oud 53 jaren en Juriane krap 3 weken later op den 27e April, ten acht ure desvoormiddags in de leeftijd van 45 jaren. De aangifte van hun overlijden werd verricht door Carel Poentier, provoost van het Gemeentelijk Werkhuis en Julius Meenk, suppoost in hetzelfde Werkhuis. 98. Frederik Joseph Wiederig [Wi(e)derich], ged. Leiden, in de Hooglandse Kerk 1 jan. 1786, opperman metselaar, † Leiden 10 april 1851, tr. Leiden 31 okt. 1807 99. Elisabeth Ju, ged. Leiden, in de Hooglandse Kerk 7 febr. 1779, huisvrouw, † Leiden 12 okt. 1843. Op 9 October 1807 ondertrouwen Fredrik Widerich, opperman, jongeman van Leiden, vergezeld van zijn vader Paulus Widerich, met Elisabeth Ju, jongedame van Leiden vergezeld van Elisabeth Ennekoo, haar moey. Zij kregen vier dochters, waarvan er één op twee-jarige leeftijd stierf. 100. Pieter Pietersze Pruijs, geb. Weesp 9 febr. 1798, ged. Weesp, NH 14 febr. 1798, Koornmoolenaar ‘de Bloem’ en ’de Oranjeboom’ aan het Mennonietenpad 101 Kaatje de Rooij, geb. Oud Loosdrecht 18 dec. 1799, † Amsterdam na 7 jan. 1854. Pieter wordt geboren als 2e kind van de vier in Weesp, zijn vader was echter sinds 1796 molenaarsknecht op korenmolen de Hoop op het Bolwerk Reguliers te Amsterdam. Zijn oudere broertje overlijdt voordat hij 3 werd. Ook zijn jongere broer Jan sterft jong. Bij zijn keuring voor de Nationale Militie, Provincie Noord-Holland, wordt Pieter als eenige zoon vrijgesteld. Zijn signalement: Lengte: 1 El. 5 Pm. 6 Dm. Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: rond, Oogen: blaauw, Neus: smal, Mond: ordinair, Kin: rond, Haar: bruin. Kaatje is een 'buitenegtelijk' kind van molenaarsdochter Jannetje Jacoba de Rooij, en wordt geboren te Oud-Loosdrecht. Getuige bij haar doop is haar grootmoeder, die ook vroedvrouw is. Haar moeder trouwt in 1816 in Loenen met ook een molenaar. Het echtpaar woonde rond 1823 in de korenmolen 'de Bloem', gelegen aan de Waagpoort aan de Schans te Amsterdam. Later is Pieter molenaar op de Ronde molen 'de Oranjeboom', gelegen aan het Mennonietenpad ook wel Buijtensingel genoemd. Zij krijgen er zes zoons en drie dochters. Zoon Pieter zal later ook molenaar op 'de Oranjeboom' [tekening] worden en trouwen met de dochter van onderstaand echtpaar! 102. Cornelis van Meerten, ged. Amsterdam, Amstelkerk 24 jan. 1788, Koornmolenaar - eigenaar ’de Swaan’ aan het Mennonietenpad, † Amsterdam 20 okt. 1858, tr. Amsterdam 8 mei 1814 103. Elisabeth Cornelia Catrina [Kaatje] Overeem, geb. Nieuwer Amstel, dep. Zuiderzee 25 jan. 1783, ged. Nieuwer Amstel 26 jan. 1783, dienstbaar, † Amsterdam 23 maart 1845.
Op 17 juni 1804 legde de 16-jarige Cornelis van Meerten Pelles zoon, de eed af voor het St. Viktorsgilde als ‘knegt op De Swaan'. Hij trouwde, tien jaar later op zondag 8 mei 1814 met molenaarsdochter Elisabeth OverEem. De getuigen waren allen Koornmolenaars wonende alhier: Roelof Eekhof van ‘de Spinder', Klaas Siddeboor en Pieter Pruijs beiden van ‘de Oranjeboom'. Elisabeth Catharina OverEem, later Kaatje genoemd, was geboren op zaterdag 25 januari 1783 in Nieuwer-Amstel, dan omschreven als departement Zuiderzee, als dochter van korenmolenaar Teunis en Lijsbet VerWoert. Vader Teunis kwam oorspronkelijk uit Zeist en werkte bij z'n ondertrouw in 1773 te Amsterdam, aan de korenmolen ‘de Ruijter' en daarna in Nieuwer-Amstel. De ouders van het jonge stel waren bevriend.
Uiteraard werkte ook Cornelis van Meerten na z'n huwelijk als molenaar op de Swaan. Het jonge stel woonde op het Mennonietenpad No.18. Hier zagen tussen 1815 en 1827 twee zoons en drie dochters het levenslicht. Getuigen bij de geboorte aangiften waren buren en collega molenaars Leendert van Loenen, wonende op No.41, opa Pelle van de Swaan en Pieter Pruijs, wonende op No.33. Vervolgens woonde en werkte het gezin tot 11 november 1838 te Nieuwer-Amstel en daarna in een molen aan de Overtoom, waarmee hoogstwaarschijnlijk ook weer de Swaan aan het Mennonietenpad bedoeld werd. Immers zijn vader's erfdeel en zijn vrouw Kaatje stierf daar in maart 1845 op No.23. Aangifte van haar overlijden door buurman Isaac Groeneveld, korenmolenaar van ‘de Geelvinck' en wonende Mennonietenpad No.13 en gebuur Gerrit Keers, zaagmolenaar(knecht) op ‘De Jonge Visscher' wonende Mennonietenpad No.29. Op 31 oktober 1846 deden molenaars Cornelis van Meerten en Willem Vogel(en)zang van de Swaan samen met hun collega's van ‘de Geelvink' en ‘de Oranjeboom' aan Burgemeester en Wethouders een ontwerp van een brug toekomen, die zij op hun kosten over de ‘overhaal' bij de Singelgracht - Boerenwetering wilden doen leggen. Een vlammenzee verwoestte molen de Swaan op 2 februari 1848. Slechts vijf dagen later had de slimme houtkoopman Doublet van houtzager ‘De Jonge Visscher' al met de zwaar gedupeerde 60-jarige korenmolenaar Cornelis van Meerten gesproken en van hem gehoord dat hij de molen niet meer zou herbouwen. Hij incasseerde liever het verzekeringsgeld, dat hij overigens moest delen met zijn twee ongehuwde maar zéér zakelijke halfzussen, die winkeliersters waren in de Vijzelstraat. Dezelfde dag richtte Doublet zich tot Burgemeester en Wethouders met het verzoek om op de grond van de bijna nog nasmeulende Swaan, een paltrok zaagmolen met loods en knechtswoningen te mogen bouwen. Ook wilde hij het stuk grasland tussen de Swaan en de Oranjeboom erbij trekken. In zijn rekest meldde hij fijntjes: ‘dat de Swaan nu al de derde molen in zijn omgeving was die verbrand of gesloopt was en hij derhalve aan het eind van het Mennonietenpad zonder buren was'. Met zijn redelijk sentimenteel verhaal wist hij blijkbaar de stadsregeerders over te halen en op 2 augustus werden de percelen hem in huur afgestaan. Op die plek verrees toen houtzaagmolen ‘de Houthandel'. Vanaf 25 februari 1852 woonde Cornelis van Meerten als weduwnaar en korenmolenaarsbaas, zonder molen, aan het Mennonietenpad 23. Als molenaarsknecht van ‘de Oranjeboom' woonde daar ook sinds 21 mei 1851 z'n schoonzoon Pieter Pruijs gehuwd met zijn dochter Bets. Echter in mei 1854 bij de geboorte aangifte van kleindochter Elisabeth Cornelia Pruijs, woonde opa Cornelis van Meerten op de Schans 666 en zou hij gewerkt hebben als kanton-loper. Waarschijnlijk voor korte tijd, want bij zijn heengaan op woensdag 20 oktober 1858 ‘des voormiddags ten tien ure', werd hij toch weer als molenaar omschreven. Aangifte van overlijden door schoonzoon Pieter Pruijs jr. en Frederik Assink gebuur, beide korenmolenaars en wonende in hetzelfde sterfhuis Mennonietenpad No.23! Cornelis [foto] werd 70 jaar oud. Het Mennonietenpad, liep van de Singelweg nabij het Polderhuis westwaarts tot in de gemeente Nieuwer-Amstel, tussen het tegenwoordige Rijks- en van Goghmuseum. Er stonden aan de Mennonietensloot eertijds zeven molens, drie koren- en vier houtzaagmolens. De gronden terzijde het pad waren geheel ingenomen door warmoezerijen (groentekwekerijen). LEES méér in mijn boek 'Mennonieten Eijland & Museumplein, twee eeuwen wonen en werken tussen polderslootjes' 104. Eugenius Josephus [Eugène] van Vught, ged. Loon op Zand 12 mei 1750, meester timmerman, † Amsterdam 17 maart 1826, tr. Antwerpen 1777
105. Jannetje [Johanna Catharina] van Vuuren, geb. Heukelom 1752, † Amsterdam 24 april 1815. Eugène wordt geboren als 12e kind in een buitenechtelijke relatie van in totaal vijftien kinderen, waarvan er drie jong overlijden. Zijn vader was Procureur en Herbergier van ‘de Vergulde Leeuw' te Loon op Zand. Op 5 mei 1776 is Eugène aanvrager van een borgbrief met als bestemming Amsterdam. Of hij inderdaad direct naar Amsterdam is gereisd is onduidelijk, want in 1778 wordt het eerste kind van hem en Jannetje geboren in Antwerpen. In 1783 en 1785 worden er in Tilburg nog twee zoons geboren. Vervolgens wonen ze in 1788 wel te Amsterdam in de Staelstraat. Dit is een smal straatje tussen de Groenbrugwal en de Amstel. Hier worden de andere drie kinderen geboren. Deze worden allen door pastor Leonardus Kuijtenbrouwer gedoopt in de R.K. schuilkerk ‘de Papegaai. Omstreeks 1806 verhuizen ze naar de Halvemaansteeg 13. Hier komt na 9 jaar Jannetje te overlijden om '7 ure des avonds'. Aangifte van overlijden door haar man Eugène op 25 April, volgens deze akte is zij een dochter van Dirk van Vuuren en Elisabeth van Leeuwen. Eugène overleeft haar elf jaar en woont ten tijde van zijn heengaan in de Staalstraat 19, hij overlijdt 'ten 6 ure des morgens'. Aangifte door Hendrik van Vught oud 40 Jaren, Balansenmaker wonende Reguliersdwarsstraat 5, zoon van overledene en van Martinus van Vught oud 36 Jaren, Timmerman wonende Hoogte van Kadijk 7? Volgens deze akte heeft Eugenius geen onroerende Goederen nagelaten. 106. Wilhelmus [Willem] Vermeij, ged. Amsterdam, RK Het Haantje 13 mei 1746, scheepstimmerman, † na 1806, tr. 1e (ondertr. Amsterdam 6 juni) 1777 Maria [Matje] van den Bergh, ged. Amsterdam, ’De Pool’ 18 juni 1752, begr. Amsterdam 10 april 1794, dr. van Jacobus [Jacob] en Alida Rem; tr. 2e (ondertr. Amsterdam 12 april) 1799107. Joanna Margareta Hendrick van den Berg, ged. Rotterdam 26 juni 1767.
108. Klaas Sikkes, geb. Makkum (Fr.) 14 dec. 1770, schipper, Sous Patron au Poste des Douaniers etable a Egmond op Zee, vermeld te Alkmaar als Stemgerechtigde mei 1803, † Alkmaar 7 mei 1823, tr. 1e Alkmaar 2 maart 1794 (echtsch. ingeschr. ald. vóór 1815) Jannetje Koot, ged. Alkmaar 10 dec. 1775, dr. van Klaas Hendriksz en Aeltje Jans; tr. 2e Alkmaar 5 nov. 1815109. Gerarda [Geertrudis] Hofman, ged. Alkmaar, RK St. Matthias 7 april 1784, 1830/35 - werkster, 1841 - winkelierster / herbergierster, 1845 - koopvrouw, † Alkmaar 2 sept. 1845. Klaas wordt geboren in Makkum als schipperszoon van Mennoniete [wederdopers / doopsgezinde] ouders. Hij wordt net als vader en oudere broer schipper en vestigt zich te Alkmaar. In die tijd was daar een grote gemeenschap van Wederdopers. Uit z'n eerste huwelijk stamt één dochter voordat het tot een scheiding komt. Klaas moet redelijk welgesteld zijn geweest want hij komt voor op de lijst van Alkmaarse stemgerechtigden in 1803. Klaas verhuisd rond 1810 samen met de Rooms Katholieke Gerritje, ongetrouwd, naar Amsterdam alwaar hun oudste zoon Klaas geboren wordt in 1811. Ten tijde van de geboorte van dochter Elisabeth op 13 november 1812, wonen zij in Egmond Binnen.
Bij Proces Verbaal voor de Vrederechter van Alkmaar dd 24 December 1812 wordt Nicolas Sikkes benoemd tot Sous Patron au Poste des Douaniers etable a Egmond op Zee, gegeven door de Directeur des Douanes zitting houdend in Amsterdam, per 1 Decembre 1812. Blijkbaar verliest hij z'n belangrijke functie na het vertrek van Napoleon en 't einde van de Franse tijd, want in 1814 woont het gezin weer in Alkmaar. Hier wordt Klaas opnieuw als schipper genoemd en wordt hun derde kind, Pieter geboren. Het gezin woont dan tegenover de Vischmarkt. Pas als Gerritje zwanger is van haar vierde kind wordt er voor de wet getrouwd en de drie kinderen geëcht en is Klaas werkman. Er volgen nog twee zoons en Klaas sterft vóór de geboorte van de jongste in 1823. Gerritje blijft achter met vijf in leven zijnde kinderen en verdient dan eerst de kost als werkster en verhuist naar een pand buiten de Kennemer stadspoort. Per Proces Verbaal voor de Vrederechter van Alkmaar wordt op 7 maart 1836 door de Familieraad, Cornelis Oijevaar, broodbakker, benoemd tot Toeziend voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Klaas Sikkes, van beroep werkman, gewoond hebbende te Alkmaar en van zijne nagelaten weduwe Gerarda Hofman om de erfenis van hunner oom Jan Sikkes te Dordrecht, overleden 6 februari 1836 te autoriseren. Wat is het geval? Gerarda, werkster, wonende buiten de Stads Kennemerpoort met de minderjarige kinderen; Jan 20 jaar, Lucas 19 jaar en Gerrit 13 jaar 'verwekt aan haer in huwelijk door wijlen Klaas Sikkes' kan niet schrijven of lezen, dit 'nooit geleerd hebbende'. Een familieraad bestaande uit Jacobus Post, werkman, aanbehuwd oom, Hendrik Ringen, verver en Pieter Hofman, werkman, neven van de minderjarigen, van moederszijde 'bij finale ontbreeking van eenige Naastbestaanden van vaderszijde' als goede bekende Cornelis Oijevaar, Jan en Floris Landman beiden Kuipers wonende allen binnen de Stad Alkmaar. 'Uitmaakende alzoo den Familieraad over de bovengemelde minderjarigen benoemd met de wettelijke voogdij door de moeder'. Oom Jan Sikkes heeft bij Testament dd 31-12-1835 bepaald dat zijn erfenis niet aanvaard noch verworpen kan worden, zonder voorafgaande attestatie van de Familieraad. Na enig speurwerk blijkt oom Jan, net zoals zijn jongere broer in Makkum geboren te zijn. Ook hij werd schipper en vestigde zich vervolgens in Dordrecht waar hij in 1815 huwde met de Engelse Ann Ward. Op 11 november 1817 kocht Jan Sikkes, schipper, een pand gelegen aan de Hoogt wijk e 443, het pand staat aan het Vlak, te Dordrecht. Hij overleed kinderloos, 68 jaar oud. Na deze erfenis wordt Gerritje ook genoemd als winkelierster, herbergierster en koopvrouw. Dit alles zonder dat zij kan lezen of schrijven... 110. Joannes [Jan] Verhoeven, ged. Ankeveen 10 juli 1770, arbeider, werkman, turfschipper [1829], † Ankeveen 7 april 1846, tr. Ankeveen 6 juli 1802111. Maria [Matje] Waanders, ged. Ankeveen 23 juni 1778, werkster, † vóór 1852. [St. Martinuskerk op het Hollands End] Matje en Jan trouwen in de RK Sint Martinuskerk op het Hollands End, alwaar ook hun acht kinderen tussen 1803 en 1811 worden gedoopt. Deze zogenaamde schuurkerk werd gebouwd in 1758 en wegens bouwvalligheid gesloopt in de winter van 1928-29. Jan is turfschipper van beroep evenals zijn vader, broer en vele dorpsgenoten. Rond 1770 telt het dorp zo'n 96 huizen en is 't armoe troef. In elk huis wonen twee of drie gezinnen, zodat het aantal inwoners op tenminste 800 wordt geschat. De meesten verdienen de kost met de veehouderij en het steken en verkopen van turf. Het dorp dankt zijn bestaan, in die tijd, voor een groot deel aan de vaarverbinding tussen het Horstermeer en het Naardermeer, om zo turf per schuit te kunnen vervoeren naar de grote steden, zoals Amsterdam en Utrecht. Slechts drie kinderen bereiken de volwassen leeftijd! 112. Henrij [Hendrik / Henri(cus)] van Weerelt, ged. Oosterhout 11 febr. 1765, steenbakker, pottenbakker, † Oosterhout 26 sept. 1833, begr. Oosterhout, in ’t Bosch, tr. Oosterhout 22 nov. 1812
113. Maria Elisabeth [Marie] van Poppel, ged. Gilze en Rijen 28 juli 1777, † Oosterhout 24 okt. 1828. Naamsverandering! Henrij wordt geboren als 8e kind van de negen in Oosterhout, waarvan er vijf als baby of jong kind overlijden. Hij en zijn jongere broer Simon krijgen de achternaam ‘van Werelt', de anderen ‘van Weerelt'. Hendrik trouwde pas op 47 jarige leeftijd in 1812 te Oosterhout met de 34 jarige Marie van Poppel, uit Gilze. Hij verdiende, afhankelijk van het seizoen, de kost als steenbakker en pottenbakker. Ze kregen ondanks hun leeftijd tussen 1814 en 1818 nog vier kinderen. Het gezin woonde in het Rutselbosch, een bosgebied juist ten noorden van de St.Jan van Oosterhout. Toen de jongste krap 10 jaar oud was, overleed moeder Marie. Vijf jaar later maakte Hendrik op vrijdag 11 januari 1833, zijn testament. Hij overleed op donderdag 26 september 1833, 68 jaar oud. Hij werd begraven in ´t Bosch. Getuigen bij overlijdens aangifte zijn, Gijsbertus Akkermans oud een en dertig jaren en Andries Huijbert Oomen oud zes en vijftig jaren, steenbakkers geburen, 68 jaar oud. Op verzoek van Gerardus Peter van Poppel, bierbrouwer, wonende te Gilze, in hoedanigheid van voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Hendrik van Werelt en Marie van Poppel "blijkens de Akte van uiterste wils beschikkingen, werd op 10 oktober ten huize van wijlen Hendrik van Weereldt in het Bosch alhier, publiek aan de meestbiedenden opgeveild en verkogt een partij haaf en meubilaire goederen, waar onder geen goud of zilver is´. Aldus een citaat uit een enorme lijst, van ruim 3 pagina's, waarop nauwkeurig 't geveilde huisraad en de uiteindelijke opbrengst van Fl.555,45 is vermeld. Aan de hand van deze boedellijst en enige fantasie krijgen we een aardige indruk over de inrichting van hun huis en hun kleine persoonlijke voorkeuren. 114. Floris Bom, ged. Amsterdam, RK ’de Posthoorn’ 9 mei 1798, schippersknegt, schuitvoerder, † Amsterdam 28 sept. 1849, tr. Amsterdam 19 juli 1820 115. Anna Catharina [Naatje] Harms, ged. Amsterdam, RK Stadhuis van Hoorn 26 febr. 1798, † Amsterdam 7 aug. 1875, begr. Amsterdam, RK ’de Liefde’ 10 aug. 1875. Floris woonde bij zijn trouwen op vader's schip met als legplaats Marnixkade. Anna woonde toentertijd in de Viervrouwen Toren te Amsterdam. Zij kregen tussen 1821 en 1841 negen kinderen te Amsterdam, slechts vier groeiden op tot volwassene. Hun laatste levensjaren brachten ze door op Wittenburg en in de Engelsche Steeg. 116. Johannes Hermann Joseph [Joseph] Timmer, ged. Westerloh - Delbrück (Duitsland) 23 maart 1793, Heuerling in der Schulte zu Westerloh, Heuerlinge bei Colon. Böltner in Westerloh (huurling, boerenknecht), † Delbrück - Westerloh 27 okt. 1857, begr. Delbrück 30 okt. 1857, tr. Westerloh (kerkelijk Delbrück) 16 febr. 1828117. Anna Maria Ant(en)pö(h)ler, geb. Kaunitz (Duitsland) 1800, Heuerling bei Figgemeyer in Westerloh, Heuerlinge bei Böltner in Westerloh (huurling, boerenmeid), † Delbrück - Westerloh 7 nov. 1856, begr. Delbrück 10 nov. 1856. Joseph wordt geboren als 3e kind van de zes, in de boerenarbeiderswoning behorende bij de boerderij van Figgemeyer in Westerloh. Zijn ouders zijn "Heuerlinge", letterlijk vertaald huurlingen, maar in de praktijk bleken zij horige boerenknechten te zijn. Als jonge man verhuist hij van ‘eigenaar’ en dus van boerderij. Hij wordt huurling in de Schulte bij Westerloh en komt later met zijn gezin ‘in dienst’ van Kolonist Böltner. Anna wordt geboren als “Heuerling” op de boerderij van Kessenjohann in Kaunitz. Joseph en Anna wonen en werken na hun huwelijk beiden als "Heuerlinge” bij Colon. Böltner in Westerloh en krijgen samen drie kinderen, die direct na hun doop, in de RK St.Joh.Baptist, ook als huurlingen te boek staan. Anna overlijdt aan zenuwkoorts op vrijdag 7 november, om 5.00 uur ’s ochtends. In het begraafboek staat genoteerd dat zij een echtgenoot, één meerderjarig en één minderjarig kind achterlaat. Terwijl bij het overlijden, een jaar later, van Joseph die op 64 jarige leeftijd sterft aan ouderdomszwakte, om 8.00 uur ’s ochtends, melding gemaakt wordt van twee meerjarige en één minderjarig kind...
118. Andreas Bade, geb. Ostenland (Duitsland) 25 febr. 1800, "Heuerlinge bei Bewermeyer in Ostenland", † Ostenland, tr. Ostenland - Delbrück 28 nov. 1829
119. Anna Maria Gertrud [Gertrud] Lenz(meyer), geb. Boke / Anreppen 22 aug. 1805, ged. Boke 22 aug. 1805, "Heuerling bei Bevermeier, Ostenland", "Heuerlinge bei Bewermeyer in Ostenland", † Ostenland na 1874. Naamsverandering! Andreas wordt geboren in Ostenland. Zijn vader wordt afwisselend Bade en Bathe genoemd. Bij zijn huwelijk met Anna, die geboren en getogen is op de boerderij van Bewermeyer in Ostenland, komt hij daar ook in dienst. Zij krijgen vier kinderen, die allen gedoopt worden in de RK parochie St.Joh.Baptist van Delbrück - Ostenland. 120. Gerrit Hendrik Bouweriks, geb. Amsterdam 11 mei 1802, ged. Amsterdam (Nieuwe Kerk) 12 mei 1802, viskopersknecht, kistenmaker, kruijer, stalhouder, † Amsterdam 8 maart 1860, tr. Amsterdam 17 dec. 1827 121. Hendrikje Jand Middelburg, geb. Wormerveer 23 aug. 1785, werkster, huisraad, † Amsterdam 17 jan. 1858. Gerrit Hendrik wordt geboren als jongste van acht kinderen, in de Pieter Jacobsstraat te Amsterdam, Op het Certificaat van de Nationale Militie lezen we dat hij viskopersknecht is. Hierop staat ook zijn signalement; Lengte: 1 El. 7 Pm. 5, Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: glad, Oogen: bruijn, Neus: spits, Mond: hard, Kin: rond, Haar: bruin. Tevens lezen we dat hij voor één jaar is vrijgesteld uit hoofde van gezinshoofd. Hij woont dan, 25 jaar oud, in de Boeresteeg nr.2, een zeer smal zijsteegje van de Kloveniersburgwal. Of hij toen al samenwoonde met Hendrikje Middelburg lijkt waarschijnlijk, er waren al drie kinderen geboren. Bewijs hiervoor zijn de geboorte extracten, die deel uit maken van de huwelijkse bijlagen. In een andere bijlage lezen we dat Gerrit onvermogend is tot het betalen dier bewijzen en schrifturen, welke gerequireerd worden bij het aangaan van zijn voorgenomen Huwelijk. Gedateerd: Amsterdam, den 26 October 1827. Blijkbaar kon Hendrikje, dan al 42 jaar oud, wel betalen, want van haar is geen Pro Deo verklaring. Echter wel een Pro Deo stuk uit Zaandam, gedateerd ‘den derden September 1800 zevenentwintig’ waarin wordt aangehaald dat zij een verklaring dient te overleggen van het overlijden van haar vader, welks sedert enige jaren buitenlands is gegaan en nooit bericht van hem is gekomen. Verklaren de volgende getuigen, zijnde allen van competente ouderdom, dat zij welgekend is en geen zwarigheit maken tegen haar voorgenomen huwelijk. Reindert Middelburg (broeder te Wormer), Huibert Bonda (neef te Zaandijk), Cornelis Vecke (goede vriend te Wormer), Simon Dik (mede goede vriend, en insgelijks te Wormer woonachtig).
In een oud boek, vond ik de situatie rond de Vischmarkt bij de Dam, rond die tijd: "Een eind verder op den Dam, op de Vischmarkt, klonk het: „pietercely, dit uyt! (hierheen) en „Y-bot, hoeck-bot!" Daar liepen de knechts af en aan om de visch uit de, in het Damrak liggende, schuiten op de vischbanken te dragen; daar keurden de „Vinders" (keurmeesters) de visch en liepen vischdragers, met het teeken van hun bedrijf: een koperen vischje, op de borst, rond te kijken naar iemand die hun een zoodje te dragen zou geven. Er heerscht een oorverdoovend geschreeuw en er wordt menig hartig woord, menige vloek gewisseld".
Hoewel Hendrikje ook iets bijverdient als werkster, is het gezin arm, zoals zovelen in die dagen. Ze komen dan ook in aanmerking voor de zgn. "Huiszittenhuizen" [armenzorg voor hen die in een eigen (huur)woning woonden]. Ze ontvingen vanaf 1830 tot en met 1839, zowel zomers als winters, bedeling in de vorm van turf. In ditzelfde bedelingsboek, zien we dat Gerrit toch in dienst gaat in 1830 en in 1836 lidmaat wordt van de NH kerk. Zij bedanken voor de steun op den 26 Maart 1840. 122. Pieter Kaaimolen, geb. Amsterdam 22 jan. 1802, ged. Amsterdam, Westerkerk 24 jan. 1802, leerlooier, miliciën, sjouwerman, kuiper, † Amsterdam 29 aug. 1834, tr. Amsterdam 14 jan. 1829123. Eliezabeth de Bruin, geb. onbekend 31 dec. 1801, † Amsterdam 8 maart 1845. Naamsverandering! Pieter wordt geboren als 3e kind van de zeven. In het doopregister van de Westerkerk wordt melding gemaakt van een naamsverandering op 2 december 1828, familienaam gewijzigd uit Kaagmolen. Binnen de gemeente van Amsterdam ingeschreven voor de Nationale Militie; dat aan hem vervolgens bij de loting is ten dele gevallen het nummer 2300, 2kl. op hetwelk hij is ingelijfd geworden bij de 5 Afdeling Infanterie en den tijd van 5 Jaren hebbende gediend, behoorlijk uit den dienst ontslagene is. Gegeven te Haarlem, den 31 December 1828. Zijn signalement luidt: Lengte: 1 El. 7 Pm. 0 St., Aangezigt: ovaal, Voorhoofd: vlezig, Oogen: blaaw, Neus: groot, Mond: dun, Kin: rond, Haar: bruin. Eliezabeth is volgens het uittreksel geboorteakte geboren op 31 december 1801, volgens haar ondertrouwakte op 31 december 1801 of in den loop van 1802 in een onbekende plaats en volgens de doopboeken van de Oude kerk, werd ze geboren op 30 augustus 1799 en gedoopt op 8 september 1799, te Amsterdam. Het gezin woonde in één der Oostenburgerstraten te Amsterdam. Haar moeder overlijdt als Eliezabeth ongeveer 12 jaar is, haar vader verdwijnt volgens de ondertrouwakte in 1813. In werkelijkheid stierf hij in 1810. Eliezabeth komt in het Aalmoezeniers Weeshuis terecht. Extract uit het Register Aalmoezeniers Weeshuis, boeken der opgenomen Kinderen: Dingsdag den derden August 1813 Eliezabeth de Bruin oud 11 jaar van den Gereformeerden Godsdienst, dochter van Meindert de Bruin en van Grietje van 't Woud, beide overleden "volgens berigt". Eliezabeth wordt hier ‘opgeleid' wordt tot werkster. Op 25 jarige leeftijd krijgt zij ongetrouwd een zoontje, Pieter. Als ze 8 maanden in verwachting is van haar tweede kind trouwt ze met Pieter. Pieter leert zijn aanstaande Elizabeth zeer waarschijnlijk kennen in het Aalmoezeniersweeshuis, waar zij beiden als minderjarigen terecht waren gekomen. Pieter is vervolgens leerlooier en kuiper van beroep. Het stel wilde al begin november 1828 trouwen, maar waren beiden onvermogend. Het verkrijgen van de vrijstelling duurde enige tijd. Bij het huwelijk wordt zoontje Pieter geëcht. Het gezin woont dan in de Boerensteeg 1 [zie tekening] alwaar krap 3 weken later dochter Maria het levenslicht ziet. Gevolgd met anderhalf jaar leeftijdsverschil door Jacob en Gerritje, allen genaamd Kaaijmolen. 124. Jan Oostendorp, ged. Amsterdam, ev.luthers 15 nov. 1786, sjouwer, timmerman, kistenmaker, † Amsterdam 24 sept. 1843, tr. (ondertr. Amsterdam 12 okt.) 1810125. Marretje Visscher, ged. Amsterdam, Nieuwe Kerk 11 sept. 1782, aardewerkverkoopster, pottenwinkelierster, † Amsterdam 17 okt. 1830. Jan wordt geboren in Amsterdam. Zijn ouders kwamen kort daarvoor uit Uhlenbrok en Osnabrück, Duitsland. Marretje werd ook in Amsterdam geboren, kort nadat haar ouders uit Nieuwveen en Zwartsluis, gelegen in Overijssel naar Amsterdam kwamen. Het gezin woont vanaf de geboorte van hun zeven kinderen aan de Oude Burgachterdwarswal nr.1, alwaar Jan op 56-jarige leeftijd overleed des namiddags ten vijf ure. Nalatende twee volwassen kinderen. 126. Henricus Johannes Stukkart (Stoekart), ged. Amsterdam, RK ’t Boompje 31 maart 1783, sjouwer, metselaar, kostersknecht in de Fransche Kerk 1812-, † Amsterdam 6 febr. 1842, tr. (ondertr. Amsterdam 7 mei) 1802
127. Pieternella (Petronella) Pieters, ged. Amsterdam, Nieuwe Kerk 4 mei 1783, schoonmaakster, † Amsterdam 20 aug. 1849. Naamsverandering! Hendricus wordt geboren als 3e kind van de vier, die allen RK gedoopt werden in Amsterdam. Zijn vader kwam kort voor zijn huwelijk van Neuwied, Duitsland, met de achternaam Stukaart. Hij trouwt met Petronella, nadat ze op 24 april 1777 in Amsterdam in ondertrouw zijn gegaan. Krap twee maanden erna wordt hun eerste kind geboren. Hendricus werkt als sjouwer en metselaar en vanaf 1812 ook als kostersknecht van de Fransche Kerk.
Terug naar Generatie 6 Generatie 8 |