Herkomst van de naam DE VINK

Tot in de 19e eeuw waren er geen afspraken ten aanzien van de eenheid van spelling. Hierdoor kon het gebeuren dat diverse spellingvariaties ontstonden voor één en dezelfde persoonsnaam. Namen werden dus fonetisch opgeschreven, immers in uitspraak bleef die hetzelfde, alleen de schrijfwijze was anders.

Als we de gegevens van het Meertens instituut volgen, zou de familienaam DE VINK zowel een toponiem, een herkomstnaam als een metonymische beroepsnaam kunnen zijn. De laatste verwijst naar een product, een werktuig of een attribuut dat kenmerkend is voor de beroepsuitoefening of een voorwerp aanduidt dat bij iemand hoorde in verband met de een of andere bezigheid. In dit geval mogelijk het vogeltje vink.

Het vinken vangen in de 17e en 18e eeuw werd niet alleen uit broodwinning gedaan. Het vangen van vinken met lijmstokjes, knippen, strikken en bogen was laagdrempelig volksvermaak. De elite was in staat om een heuse vinkenbaan aan te leggen.

Onder de verzamelnaam ‘vink’ werden o.a. begrepen: schildvinken, cijsjes, knutters, barmpjes, mezen, pimpels, mossen (mussen) enz. Deze gevangen beestjes werden verkocht als zangvogeltje, als voedsel of ook als speelgoed, de zgn. krukkensijsjes: Kinderen bonden een touwtje aan het pootje en lieten het vliegen om ze daarna weer met een ruk op het zgn. krukje te doen terugkeren.

Vinkenbanen vond je vooral in de binnenduinrand, bij de landhuizen. Hoe de vogeltjes gevangen werden is niet iets om trots op te zijn: Op de vinkenbaan werd een touw gespannen (vinkentouw), waarop verschillende lokvogels (blinde vinken) werden gezet. Bij deze vinken waren de oogjes dichtgebrand, zodat ze niet weg durfden te vliegen. Aangetrokken door de lokvogels streek een zwerm vinken neer. Vanuit het vinkenhuisje volgde 'de Vinker' alles nauwkeurig en door een ruk aan het touw werden de netten over de vogels geworpen. 

Bekijken we de mogelijkheid als herkomstnaam dan belanden we in de vroegere buurtschap ‘de Vinck’ gelegen ten zuidwesten van Leiden - in de bocht van de Oude Rijn en aan de zandweg naar Voorschoten en Den Haag - minder dan een half uur gaans [lopen] vanaf Leiden’s stadswal - in de vroegere Noord-Hoflandsepolder - ooit behorende tot de gemeente Voorschoten. Van deze buurtschap is al decennialang vrijwel niets meer te zien. Enerzijds is ’t opgeslokt door Vinex wijken en anderzijds door het verkeersnet.

Alleen Station DE VINK aan het spoortraject Leiden - Den Haag doet nog aan voorbije tijden herinneren. Overigens was de naam van dit station nog jarenlang een strijdpunt tussen de gemeenten Leiden en Voorschoten. Hing er bij de opening op 31 mei 1985 nog een bordje Leiden – de Vink, onder druk van Voorschoten hakte de NS de knoop door en gaf de halte de korte naam DE VINK.

 

Deze wetenschap levert ons een andere invalshoek op betreffende het ontstaan van onze familienaam, namelijk die van adresnaam. Zo bezien zou er rond 1630 ene Hendrick komende van ‘de Vinck’ zich in Leiden gevestigd kunnen hebben. 

Ware het niet dat voortschreidend inzicht ons inmiddels doet beseffen dat 'onze' Hendrick zich, vanuit Borken in het Duitse Münsterland, in Leiden vestigde onder de naam Vinkevleugel. De naam zou hier al in de tweede generatie verbasteren tot de Vink.